03 januari 2006

Piet Arfeuille over V.A.M.



Uit het tijdschrift van theaterMalpertuis: een interview met Piet Arfeuille over Vincent. Arthur. Marcel, zijn theaterbewerking van Bij afwezigheid van mannen, een roman van Philippe Besson over het begrip 'tijd'.

‘Geen mens zo wijs,’ zo zei hij, ‘of hij heeft in zijn jonge jaren wel eens dingen gezegd of zelfs een leven geleid waaraan de herinnering hem zo onaangenaam is dat hij deze zou willen uitbannen. Maar hij hoeft daar niet per se spijt van te hebben, aangezien hij pas zeker weet dat hij een wijs man is geworden, voor zover dat mogelijk is, als hij alle absurde of verfoeilijke gedaanten heeft aangenomen die voorafgaan aan die laatste gedaante. Ik weet dat er jonge mensen zijn wie vanaf de eerste schooldag door hun leermeesters nobelheid van karakter en morele waardigheid is bijgebracht. Zij hoeven misschien niets van hun leven te verdoezelen, zouden alles wat ze hebben gezegd kunnen publiceren en onderschrijven, maar zij zijn arm van geest, futloze afstammelingen van dogmatici, en hun wijsheid is negatief en onvruchtbaar. Wijsheid wordt je niet onderwezen, die moet je zelf ontdekken na een reis die niemand voor je kan maken of je kan besparen.’
Uit: Op zoek naar de verloren tijd, Marcel Proust.

‘Voor mij is Bij afwezigheid van mannen in de eerste plaats een filosofisch boek, een boek over het begrip tijd: het spanningsveld tussen het heden het verleden en de toekomst. Heel Proustiaans dus.
Bij het begin van de roman bestaat er voor Vincent, het hoofpersonage, een jongen van zestien jaar, alleen het nu, de opwinding van het heden. Hij laat alles op zich afkomen: de intellectuele vriendschap met de schrijver Marcel (een personage dat gebaseerd is op Marcel Proust), de fysieke band met de jonge soldaat Arthur, …
Ogenschijnlijk heeft hij op dat moment een vrij verstandige manier van leven: hij staat open voor de dingen en wil de dingen ook open laten. Maar tegelijk voel je dat hij toekomst en verleden angstvallig uitsluit. Hij zegt dat hij geen verleden heeft, dat zijn enige herinnering het ‘licht in Parijs' is. Natuurlijk heeft hij wel meer herinneringen, alleen is er nog geen reden waarom die ontwaakt zouden moeten zijn. Hetzelfde geldt voor de toekomst: hij weet dat zijn geliefde Arthur naar de oorlog moet vertrekken, hij weet zelfs wanneer dat is, maar doet alsof dat niet aan de hand is. Hij probeert het nu te beschermen. Maar je kunt het verleden en de toekomst niet buiten houden. Op het moment dat Arthur hem moet verlaten, beseft Vincent: ‘En nu ga ik over van het genot van het nu naar de wonde van de herinnering.’
Wat volgt is een tijd met veel toekomstverwachtingen, veel herinneringen, veel pijn en verdriet, veel dingen waar hij uit moet zien te komen. Met name het gevecht tegen de fundamentele eenzaamheid van het menselijk bestaan is een strijd die hij nu moet aangaan. Aan het einde van het boek staat hij opnieuw in het nu maar dan met geschiedenis. Je kan het boek dus ook lezen als één beweging van de Sisyphusmythe: Sisyphus rolt een steen omhoog, die steen rolt terug naar beneden en hij besluit de steen opnieuw omhoog te rollen. Je doet iets, dat blijkt op een bepaald moment te mislukken of er gebeurt iets waardoor je het even allemaal niet zo goed meer weet, dan zet je alles weer op een rijtje en ga je verder met leven.’

‘Waar het mij in dit boek om gaat, is: hoe zijn deze mensen aan het leven? Hoe gaan ze met verleden, heden en toekomst om? Wat is interessant leven?
Dat zijn voor mij heel persoonlijke vragen. Ik ben nu 44 jaar, ik heb een stuk geschiedenis achter de rug, er ligt (hopelijk) nog een stuk toekomst voor mij en ik ben op een punt in mijn leven gekomen dat ik, zoals men over Proust zegt in het boek, met een melancholische en tegelijk klinische blik terugkijk op mijn verleden. Je bekijkt de voorbije twintig jaar, je kijkt hoe je het gedaan hebt; Je vraagt jezelf af wat je anders zou doen, je wil leren uit het verdriet en de mislukking.Ik denk dat het verleden en de toekomst alleen in die mate belangrijk mogen zijn dat je er een goede houding tegenover het nu uit kunt destilleren. Vandaar dat ik veel vragen heb bij het leven van Marcel Proust. In Hamlet wordt er gezegd dat je even interessant in woorden kan leven als in daden. Ik wil het daar graag mee eens zijn, al was het maar omdat ik mij daar dan ook achter kan verschuilen en mezelf wijs kan maken dat ik dus geleefd heb. Maar als ik dan lees hoe Proust zijn jeugdherinneringen zo cultiveert dat hij uiteindelijk tussen zijn veertigste en zijn vijftigste onder de dekens van zijn bed in zijn kamertje verbeten schrijft om dat oeuvre van 3500 bladzijden toch maar te kunnen voltooien voor hij dood gaat, dan krimpt mijn hart een beetje ineen. Heeft die man wel geleefd, vraag ik mij dan af. Natuurlijk heeft hij geleefd, maar hij zegt ook zelf: ‘Mijn leven verdwijnt achter het schrijven.’ Dus wat is leven?
Soms zou je willen dat je in je leven alleen maar fantastisch zinnelijke en concrete acties had ondernomen en dat je de sterren uit de hemel had gevreeën, in plaats van de verlegen jongen te zijn die met te veel moraal werd opgevoed, onhandig was, tijd verloor en ersatzbevredigingen zocht… Als ik mijzelf de vraag stel of ik tot nu toe een boeiend leven heb gehad, dan hoop ik eigenlijk dat ik niet met nee moet antwoorden. Stel je voor dat je moet toegeven dat je twintig jaar tijd verloren hebt, daar kun je toch niet mee leven? en dan is ook nog de vraag hoeveel je zelf in de hand hebt. Je bent wie je bent. Je hebt je beschadigingen, je problemen. Je kunt leren om die te accepteren. Want we zijn allemaal producten van hoe we opgevoed zijn en wat we meegemaakt hebben. In die zin is het fantastisch dat Vincent op het einde van het boek, na zo veel leed, alweer klaarstaat om opnieuw te beginnen. Maar het zou even goed kunnen dat hij een Proust-in-wording is die de volgende twintig jaar vast zal blijven hangen aan wat hij heeft meegemaakt. Misschien is het feit dat hij een boek gaat schrijven wel een teken aan de wand.’

‘Niet alleen Vincent, ook de andere personages die straks op de scène te zien zullen zijn, zoeken naar een manier om zich te verhouden tot het verleden, het heden en de toekomst.
Marcel zit daar op zijn vierenveertig, met zijn geschiedenis en dat oeuvre waar hij aan begonnen is. Natuurlijk stelt hij zichzelf ook de vraag of hij wel bezig is met leven.
Dan heb je Blanche, de moeder van Arthur, een vrouw van 40 jaar die een heel stuk van haar leven heeft verzwegen, omdat ze zich schaamt.
Arthur is tragisch: een stuk van zijn leven, de toekomst, wordt gewoon weggesneden. Op het moment dat hij Vincent leert kennen, weet hij dat hij zeven dagen later naar de oorlog moet vertrekken. Hij houdt rationeel heel erg rekening met het feit dat hij binnenkort dood kan zijn. Dan wordt de vraag: wat doe je met de tijd die je rest?
Wat Arthur overkomt, is oneerlijk, onrechtvaardig. Daar word je kwaad van: ‘Waarom ik?’ Maar je kunt je leven niet verkorten of verlengen. Je leven is je leven. En misschien moet je wel blij zijn dat je weggetrokken wordt wanneer je nog jong en dynamisch bent en niet wanneer je oud en treurig bent en als een kamerplant in een stoel zit weg te kwijnen. Maar die gedachte is natuurlijk alleen maar een troost, want het blijft een verschrikkelijk gegeven dat je zo weinig tijd krijgt.’

‘Als ik kinderen zou hebben, zou ik ze drie dingen willen leren.
Ten eerste: dat er zoiets bestaat als de dood. In het gezin waarin ik opgegroeid ben, werd de dood verzwegen of gemystificeerd. Er werd heel onhandig over gedaan, met als gevolg dat ik een angstige en morbide fascinatie voor de dood kreeg. Ik denk dat je jezelf pas kunt positioneren ten opzichte van het leven als je jezelf gepositioneerd hebt ten opzichte van de dood. Dat is het positieve verhaal dat ik bij Arthur zou kunnen vertellen. Hij weet dat hij kan sterven en beslist, ondanks alle wanhoop, om van de tijd die hem nog rest het beste te maken. Het bewustzijn van de dood maakt dat hij misschien niet ten volle kan genieten maar wel bewust kan kiezen voor het leven.
Het tweede dat kinderen volgens mij zouden moeten leren, en dat ik zo mogelijk nog belangrijker vind, is dat ‘mislukken’ bij het leven hoort. Dat is voor mij de Sisyphusmythe. Het is niet erg dat die steen naar beneden rolt. Dat hoort erbij. Begin maar opnieuw. Je moet leren verliezen. Ouder worden is verliezen. Ziek worden is verliezen. Je moet daar leren mee omgaan.
En ten slotte is er de eenzaamheid. Leer kinderen dat er iets bestaat als eenzaamheid. Ik heb lang gedacht dat een relatie was: ik ben vijftig percent, er komt vijftig percent bij en samen zijn we 100 percent. Maar zo werkt het niet. Je bent zelf 100 percent. Je bent alleen, fundamenteel alleen. Ook dat is iets waar je mee moet leren omgaan, niet alleen rationeel, maar ook emotioneel. En dat is verdomd moeilijk.’

‘Ik las onlangs een interview met Jeanne Moreau, die het daar ook over had: dat ze heeft moeten leren om alleen te zijn, dat ze jarenlang bang geweest is voor de dood, … Nu kan ze dat allemaal zeggen, maar ze is er wel zevenenzeventig jaar voor moeten worden. Ik moet mij dus niet schamen als ik nog niet weet hoe dat moet, leven.
En dat is waar dit stuk voor mij over moet gaan. Je kunt elkaar helpen sterven, maar je kunt elkaar ook leren leven. Het tegenovergestelde woord voor euthanasie... als iemand dat eens uitvond.’

(interview: Danny
Keuppens)

1 Comments:

Anonymous Anoniem said...

Bedankt voor een interessante blog

11 december, 2009 15:47  

Een reactie posten

<< Home