31 januari 2006

Tonic over De falloforen




Ik ben als eerste op de plaats van afspraak. De speelvloer in de repetitieruimte van Tonic is zo goed als leeg. Een aftandse tafel, twee stoelen, een koffiezetapparaat en een kwartvleugel, dat is alles. Op de tafel vind ik enkele losse papieren. Ik lees:

Chris: Goed! Euh... Verder bouwend op wat er was... en vooruit blikkend op wat er nog moet komen. Hè?
Max: Ja.
Chris: Ja... Euh... Met betrekking tot de euh... kern van de euh...
Max: ... zaak.
Chris: Zaak. Ja. Dank u.
Max: 't Is niks.
Chris: Merci. Euh... is het misschien niet slecht om – waar we nu staan – een kleine round-up... euh... te euh... maken van de stand van de euh...
Max: ... zaken.
Chris: Ja! Oké. Waar we geweest zijn, dat weten we. Wat we gedaan hebben, dat weten we.
Max: Ja.
Chris: Ja. Oké. Waar damme nu staan, moemme alles wat we euh... wacht... De essentie, de hamvraag, het punt van... euh... de onbekende zeg maar...
Max: The unknown.
Chris: Hè?
Max: The unknown.
Chris: Euh... Ja... Aje wilt... Wel... Die undink...
Max: ... known.
Chris: Hè?
Max: The unknown.
Chris: Ja. Ligt... euh... daar.
Max: Waar?
Chris: Daar.
Max: Ah.

Om Tonic kort te omschrijven, zou ik volgende woorden in één zin willen krijgen: West-Vlaams, eigengereid maar 'klein van herte', collectief, wij-tegen-de-rest-van-de-wereld, pure kolder, diepe ernst. En niet te vergeten: chaotisch. Ook de wegen naar De falloforen zijn weer ondoorgrondelijk, zoals blijkt uit het gesprek met Wouter Bruneel, Tom Vermeir en Craig Weston (Koen De Ruyck moest die dag verstek laten gaan: geveld door een acute lumbago):

Craig: We zijn begonnen met een aantal gesprekken over wat we wilden maken. Het eerste daarvan ging over de grote filosofische stromingen, de grote denkers, ... Een tijd later, een volgend gesprek: over mensen die denken dat ze aan het communiceren zijn, maar helemaal niet aan het communiceren zijn. Weer een tijd later. Ik had ondertussen Een kleine geschiedenis van bijna alles van Bill Bryson gelezen, een boek over de geschiedenis van de wetenschap en de kennis, en ik wilde daar een clowneske voorstelling over maken.
Wouter: Daarna kwam het falloforen-idee. In het antieke Griekenland waren er, naast de tragediespelers, falloforen die met een voorgebonden lul de mensen moesten amuseren en geen deel uitmaakten van de wereld van 'het grote toneel', maar dat misschien wel wilden.
Tom: Dat idee hield ook in dat het over mensen met een opdracht ging: ze moesten ervoor zorgen dat er iets gebeurde binnen een bepaalde tijdslimiet.
Craig: Toen kwam de eerste repetitiedag. Ik stelde voor: maak elk, zonder met elkaar af te spreken, een personage en kom als dat personage naar de repetitie. En alles wat er nu te zien is, is in feite op die eerste dag ontstaan. Alle gesprekken die we gevoerd hadden, waren plots als vanzelf aanwezig in wat we deden.

En wat is er nu te zien?

Craig: Drie naïeve personages die worstelen met het grote mysterie: de vraag 'Wat is het leven?'. Ze moeten samen tot een antwoord komen, maar je ziet meteen dat ze daar niet in zullen slagen. Waarop je als toeschouwer hopelijk een stap achteruit zet en tot het inzicht komt dat niemand een antwoord kan geven op die vraag.
Wouter: In die zin is het: kijk naar de mens. Hoe onnozel, hoe grappig hij is. Zoals je een mierenhoop kan bestuderen.
Tom: Wetenschap, filosofie, religie, kunst, ... vragen zich al eeuwenlang af wat het leven is. Daar hebben we zoveel mogelijk van meegenomen in onze bagage. Maar die ideeën zijn op een zeer naïeve, niet rationele manier in de voorstelling terechtgekomen. Het gaat zelfs niet over de ideeën op zich, maar over het feit dat de mens 'het' niet vindt.
Wouter: De personages vertegenwoordigen wel in zekere zin verschillende bewustzijnsniveaus. Daarvoor hebben we inspiratie gevonden in een lezing van Joseph Campbell (Amerikaanse auteur, overleden in 1987, die vooral schreef over mythologie en vergelijkende religie, DK) over de oorsprong van het woord 'aum' uit de Indische religie. De letter 'a' daarin staat voor het wakende bewustzijn, de 'u' voor het dromende bewustzijn en de 'm' voor het niveau van de diepe, droomloze slaap.
Tom: Die theorie heeft ons gevoed, maar wat je als toeschouwer te zien krijgt, zijn mensen die niet met elkaar kunnen communiceren en elkaar voortdurend mislopen. De impasse van het menselijk denken dat geen stap verder geraakt door een te grote input. En het potsierlijke van zoeken naar antwoorden op onbeantwoordbare vragen, van dingen proberen vatten die niet te vatten zijn.
Craig: De enorme opdracht waar ze voorstaan, dat is één kant van het stuk. Langs de andere kant heb je drie zeer herkenbare, kleine mensen die in de problemen komen bij het inschenken van een tas koffie. Ze moeten een antwoord vinden op de vraag 'Wat is het leven?', maar ja, hun tas is leeg, dus die moet eerst even gevuld worden. De mens die streeft naar het hogere, maar daarin telkens wordt afgeremd door de zwaartekracht, die in actie zien, daar gaat deze voorstelling voor mij over. Hij bedoelt het goed, maar omdat hij is zoals hij is, loopt het – vaak op een hilarische manier - mis.

Na Tik en Koning Lear – respectievelijk gebaseerd op Tsjechov en Shakespeare – vertrekken jullie deze keer weer van improvisaties, zoals voor jullie eerste producties.

Tom: Een van de moeilijkste dingen van dit repetitieproces is de stap van improvisaties naar een voorstelling. Reproduceren zonder het aantrekkelijke van de chaos te verliezen. Echt schrijven lukt ons niet, want je schrijft anders dan je improviseert: logischer, slimmer, zonder schijnbaar overbodige zijsporen.
Zoals het er nu naar uitziet zal de voorstelling opgebouwd zijn uit verschillende eilanden. Om van het ene eiland naar het andere te geraken zijn er echter duizend en één dwaalsporen. De eilanden liggen tekstueel vast, de dwaalsporen willen we zo veel mogelijk open laten.

Van het falloforen-idee blijft op het eerste gezicht niet zo veel meer over. Vinden jullie het nog steeds een goeie titel?

Craig: Eigenlijk wel. Als je gaat opzoeken wat de falloforen waren, zal je merken dat niemand dat juist weet. En dat klopt voor onze voorstelling, want wie die drie mensen, waarom ze daar zijn, waar ze mee bezig zijn, … dat blijft allemaal heel onbestemd. Het zijn geen filosofen, het zijn geen wetenschappers, het zijn... falloforen. Ook het beeld van die mannen met een lul op hun hoofd is nog altijd juist: het zijn drie losers. Zoals wij allemaal losers zijn.
Wouter: Ik vind het eigenlijk geen losers. Kijk, voor mij is een mens als een handvol kaarten bij het manillen. Je weet niet welke kaarten je zal krijgen en als het er slechte zijn, ben je 'goed gescheten'. Maar als je moet zoeken naar de essentie van het leven, moet je het wel met die kaarten doen. Probeer dan maar eens een slag thuis te halen. Dat zijn die drie voor mij: ze mogen meespelen, maar het zijn wel degenen die minder goeie kaarten gekregen hebben.


Interview: Danny Keuppens