25 februari 2006

Recensie De falloforen

Een fragment uit de recensie van Maarten Quaghebeur in Fresco (Radio Klara):

Wat eigenlijk meteen opvalt – dat had je vroeger al bij de voorstellingen van Tonic en zeker bij Gordijnen voor Konijnen – is dat deze jongens ongelooflijk veel plezier beleven aan het samen spelen en dat komt bij deze improvisatievoorstelling bijzonder goed naar voren.

Fresco:
Het komt ook over en het publiek geniet mee.

Maarten Quaghebeur:
Ja. Waar gaat het over? Ze staan op een punt, ze zijn ergens geweest en ze moeten ergens anders naartoe. Dat wordt bijna tot in den treure herhaald in deze voorstelling. Het ergste is: ze lijken daar maar niet in te slagen. Waarom? Omdat ze proberen hierover met elkaar te communiceren omdat ze mekaar willen meehelpen om toch op dezelfde golflengte te zitten, om op dezelfde manier vooruit te gaan. Maar dat lukt eigenlijk helemaal niet. En dat is bijzonder grappig om naar te kijken. Potsierlijk zelfs.

Fresco:
Hoe ziet het eruit?

Maarten Quaghebeur:
Het is een soort polyvalente ruimte waar ze in spelen; een metalen constructie, een dakconstructie waarbij je laaghangend nogal wat witte, helle TL-lampen boven het hoofd hebt, een metalen tafeltje, een schoonmaakwagentje, drie stoelen en drie glinsterende koppen koffie. Er wordt constant koffie getapt. Die koffie belandt ook op de grond, valt,… Ze struikelen echt over de kleine dingen van het leven. De kleine ongemakkelijkheden in een gesprek worden uitvergroot. Men heeft een idee, maar dat idee wordt gedwarsboomd door problemen in de communicatie, problemen in de taal. Heel spitsvondig. Heel veel zinnen zijn eigenlijk verderzettingen, associaties,…
Op een bepaald moment is er een scène waarbij iedere keer weer het hele leven teruggenomen word. Men begint met graan, met gras. Er groeit iemand uit. Er komt een boerendochter uit. De boerendochter trouwt met de boer. Ze krijgen een kind.
Het gaat telkens weer verder. Het is bijna poëtisch, dat moment.
Langs de andere kant zit er een volledig onzinverhaal in, wat me eigenlijk deed denken aan wat Wim Helsen al een hele tijd doet, één van onze nieuwe cabaretiers, waarbij een verhaal verteld wordt dat nergens op slaat, dat zeventien verschillende richtingen inneemt. Hier is dat hele verhaal ingebed in een zoektocht naar die zinloosheid of die zin van het bestaan, waar uiteraard in deze voorstelling geen antwoord op gevonden wordt. Maar daar gaat het ook net over; er is geen antwoord te vinden op die vraag, maar mensen blijven er toch godganse dagen mee bezig.

Fresco:
Een sterke voorstelling.

Maarten Quaeghebeur:
Het is een hele eigenaardige voorstelling om naar te kijken en ik merk dat ik tijdens de voorstelling enorm genoot van hoe dat moeilijke thema op een luchtige manier aangepakt wordt en hoe het toch prikjes nalaat.
Mijn liefde voor de voorstelling is in de loop van de avond en de dag eigenlijk alleen maar gegroeid dus ik zou ze zeker willen aanraden. Het is fantastisch om nog eens acteurs te zien waarbij je nog net op hun gezicht ziet ‘o ja, dit werkt, dit is en blijft een goeie grap’. Dat heb ik zelden op een première gezien.

Fresco:Aanstekelijkheid, gisteren in theaterMalpertuis in Tielt.

24 februari 2006

Vrijmetselarij voor ongevorderden

Tonic over De falloforen, hun eerste productie bij Malpertuis, vandaag in De Morgen:

Danny Keuppens, dramaturg bij het Tieltse theater Malpertuis, omschrijft hen als ‘eigengereid maar klein van herte, collectief, wij-tegen-de-rest-van-de-wereld, pure kolder, diepe ernst. En niet te vergeten: chaotisch.’ Het eerste stuk dat theatergroep Tonic onder de koepel van Malpertuis presenteert, is De falloforen, zeg maar: de penisdragers.
Vroeger ging Tonic door het leven als Gordijnen voor Konijnen.
Onder die naam maakten ze jeugdtheatervoorstellingen zoals Benard en De drie musketiers.
Die sloegen zo aan bij jong en oud dat ze beslisten ook avondvoorstellingen te spelen. Toen Weston zich bij hen voegde, doopte het collectief zich om tot Tonic. “Die naam? Gewoon het bovenste item op een drankkaart in een café. We hadden evengoed Duvel kunnen heten”, lacht Bruneel.
Als Tonic brachten ze begin 2004 bij het Publiekstheater (nu NTGent) een groteske Lear. “In het verleden staken we heel wat tijd in het ronselen van middelen en producenten. Nu we ‘ingelijfd’ zijn bij Malpertuis kunnen we in alle rust één productie per jaar realiseren.” Die lange tijd om tot een voorstelling te komen is bij Tonic geen overbodige luxe, omdat de voorstellingen steevast via improvisatie en overleg tot stand komen. “Niets is zo erg als acteurs die tegen hun zin iets moeten doen, terwijl de regisseur buiten zit te mokken. Je moet op één lijn willen komen”, vindt Weston. “Bij Malpertuis vinden ze dat we een hoog Up With Peoplegehalte hebben omdat we zo vriendelijk zijn voor elkaar”, lacht Bruneel.
Ook aan De falloforen ging veel research vooraf. De titel van het stuk verwijst naar de oud-Griekse theatertraditie van de mimen. Tussen de grootse komedies en tragedies werd het publiek geëntertaind door de ‘falloforen’, die met een opgevulde buik en een grote fallus voorgebonden de toeschouwers sketches en platte moppen voorschotelden. Tonic wilde het verhaal vertellen van deze ‘tweederangsacteurs’ die zaten te wachten in de coulissen en mijmerden over het serieuze acteerwerk.
De Ruyck: “We spelen drie mensen. Tijd en plek is van geen belang. Ze zijn op zoek naar het antwoord op de vraag: wat is ‘het’?”
Weston: “We hebben ons vier maanden intensief in allerlei wetenschappelijke, filosofische en esoterische theorieën gestort. Die theorieën hebben we gebruikt als kauwgum voor onze hersenen.”
Bruneel: “Daarna hebben we beslist om al die kennis weer uit te spugen om te komen tot drie wat naïeve personages, die geconfronteerd worden met het besef dat geen enkele theorie een afdoend antwoord biedt.”
De Ruyck: “Als je met een vliegtuigje zes maanden vliegt met de snelheid van het licht, dan ben je op de aarde inmiddels een miljoen jaar verder. Dat besef maakt dat je je heel nietig voelt. Of je nu wetenschapper, theoloog of toogfilosoof bent, je blijft maar een mens op zoek.”


En het publiek blijft vertwijfeld achter?
Weston: “Het is vrijmetselarij voor ongevorderden. We hopen het publiek even uit zijn gewoonte te trekken.
De falloforen mag geen stuk zijn waarvan het publiek achteraf zegt: ik heb het begrepen. Het moet ‘open’ blijven.”
Vermeir: “De voorstelling is half improvisatie. Geen enkele avond zal dezelfde zijn.”
Bruneel: “De falloforendraait niet alleen om vertwijfeling, maar ook over wat die personages bindt in hun samen zoeken naar een antwoord.”
Vermeir: “Daaruit blijkt meteen ook weer hoe moeilijk het is om te communiceren. Hoe vaak gebeurt het niet dat je een gesprek naast elkaar voert?”
De Ruyck: “De falloforenis in die zin ook een microkosmos voor de clash tussen culturen, culturen die elkaar niet begrijpen maar toch moeten samenleven.”
Weston: “De grote vragen worden met veel humor behandeld. Ik vind het ons absurdste stuk tot nog toe.
Een stuk zonder humor is geen eerlijke weerspiegeling van de wereld.”


Schrijver Eriek Verpaele was uitgenodigd voor jullie try-out maar gaf verstek. Op de weblog van Malpertuis (hetholvandevos. blogspot.com) verklaarde hij zijn afwezigheid: “Theater is ‘vormelijk’ geworden. (…) Ik vind er doorgaans geen zák meer aan. Terwijl de tragiek eigenlijk dagelijks voor het rapen ligt – in de Aldi, op de trein, op de bus – filosofeert men over ‘taal’, over ‘beeld’, over ‘concepten’, en wie ben ík dan nog met mijn eigenlijk vrij eenvoudige ‘volks’-verhalen?” Wat denken jullie dan?
Bruneel: “Ik voel me een kind van mijn tijd. Ik ben niet opgegroeid in een dorp waar iedereen elkaar kende en op straat verhalen vertelde. Ik kwam thuis van school en keek samen met mijn ouders tv. Daar hoorde ik mijn verhalen. Je wilt iets aan het publiek vertellen op de manier waarop je zelf met verhalen omgaat. Voor de jeugdtheatervoorstelling Drie musketiers hebben we ons gebaseerd op een krantenartikel over zapcultuur. Daaruit bleek dat jongeren perfect getraind zijn om drie verhalen door elkaar te volgen. Dat hebben we toen ook in die voorstelling uitgetest.”
Weston: “Dat is het maffe aan theater. Een schilderij vind je mooi of niet. Aan een schilder wordt nooit de vraag gesteld: waarom schilder je zo? In het theater wordt veel te vaak de waaromvraag gesteld. Wij beginnen nooit vanuit een waarom. Eerst komt de impuls, dan pas de analyse.”
De Ruyck: “Zo wordt er gezegd dat we theater in de marge maken. Whatever, denk ik dan, als we het publiek maar soigneren.”

23 februari 2006

Première De falloforen



Vanavond gaat Tonic in première met De falloforen.
Geef hier uw 'comment' op deze productie.

08 februari 2006

Bij afwezigheid van Eriek Verpale


Gisteren speelde Tonic voor enkele intimi een eerste toonmoment van De falloforen. Eriek Verpale, die ook uitgenodigd was, bleef afwezig en wel hierom:

Bob, ik ben niet zo zeker van jouw email-adres, maar kijk, ik probeer het dan toch maar. (Ik weet ook niet hoe vaak jij naar jouw inkomende post kijkt, enfin 'opent' heet dat tegenwoordig.)
In feite was ik er wel graag bijgeweest, bij de try-out nu aanstaande dinsdag, maar er zijn twee dingen, of eigenlijk drie, die er mij een beetje van weerhouden :

Ten eerste heb ik geen verstand van theater. Ik vind iets goed, dan wel notoir slecht, en bij het eerste schater ik dan meestal mijn laatste tanden uit mijn schietkramen-kermis-tote, of ik ga ongelooflijk wenen en wil dan iedereen kussen, ook de huishond op drie poten, of ik vertel al rokend mijn hele leven, beginnend bij de Dekabristenopstand in Rusland aan een verpieterde vrouwentong die daar ergens in hoekje staat te verkommeren, en daar doe ik niemand enig koewaad mee, maar bij het tweede, wanneer ik het slecht vind, ik bedoel wanneer het mij van binnen in mijn hart &/of oude legeronderbroek niet raakt, dan ga ik een uur lang met mijn tenen zitten krullen. Dit laatste is nooit een probleem geweest, ware het niet dat ik sinds november laatst een soort mankement heb aan mijn rechter grote teen, en dan doet het ook nog eens pijn. Op theaterkundig gebied probeert men de laatste tijd voortdurend en hardnekkig altijd maar opnieuw het warm water uit te vinden, en dat mag, terwijl diabetes - en dat begint meestal bij of met de grote teen - al duizenden jaren bestààt, dus waarom ? Dit staat helemaal los van theater, maar ik heb uit pure arremoede een paar keer geprobeerd om die nieuwe reeks over standup-comedians uit te zitten, op de televisie bedoel ik, in mijn keuken, en ik vind (vond) het allemaal zó ongelooflijk slecht, slecht, slecht : ik ben van lieverlede dan maar aan mijn grote blauwe rechterteen beginnen pulken, kreeg er zowaar nog wat stukjes nagel af, en bedacht ineens dat al die stand-ups thans op televisie komen omdat allerlei volk eigenlijk nooit meer in de gewone ordinaire (?) volkscafé's komt, waar er wel altijd ièmand (Morriez, Zéraard, De Zwètten van de Witten... ) een uur lang de stamgasten kon onderhouden met soms rake gezegdes, immitatie, enzovoorts. Dit alles intussen rijkelijk besproeid met Palm & Duvel & Dodelijke porto's uit de Aldi. Ik dwaal af.

Ten tweede ben ik zeer droevig. Ik bedoel : ik ben zeer geïnteresseerd in zowat àlles wat Malpertuis doet en programmeert, en ik hou van de mensen daar in Tielt, maar tegelijkertijd ben ik zeer bang, want vroeg of laat komt dan altijd de vraag : en, Eriek, en waarmee ben jij nu bezig ? Ik moet dan altijd liegen en zeggen dat ik 'bezig ben', maar in feite gaat het niet zo goed : ik kan het dan meestal ook niet uitleggen waarom. Iedereen is bezig, iedereen werkt, en ik lig zowat stil omdat ik pas nu van alles in mijn hoofd te verwerken krijg. Ik kan dat moeilijk uitleggen, en schouderklopjes helpen niet (meer). Ik voel mij, artistiek gesproken, ook niet meer zo goed thuis in al dat modern gedoe waarin men blijkbaar iets wil vertellen, maar in feite gaat het over niets : het gaat er de dag van vandaag om dat iemand graag (en dat is terecht) zijn ding wil doen, maar inhoudelijk keer ik met nix, nix, nix naar huis. Ik zal wel ouderwets zijn. Men neemt in feite ook geen enkel risico meer : het theater is 'vormelijk' geworden, in feite is het een soort dia-voorstelling van beelden geworden waarbij de herkenbaarheid & raakvlakken met het gewone leven in feite totaal zoek zijn geraakt. Men probeert (ik val in herhaling) voortdurend het warm water uit te vinden, en ik vind er doorgaans eerlijk gezegd geen zàk meer aan. Terwijl de tragiek eigenlijk dagdagelijks voor het rapen ligt - in warenhuizen, aan loketten in het gemeentehuis, in de Aldi, op de truin, op de bus - filosofeert men over 'taal', over 'beeld', over 'concepten', en wie ben ík dan nog met mijn eigenlijk vrij eenvoudige 'volks'-verhalen ? Ik sla je dood wanneer je dit verkeerd begrijpt, ik vergelijk mij hoegenaamd niet met die man, verre van (ik kan geen noot muziek spelen) maar het is nu 250 jaar geleden of zoiets i.v.m. Mozart, maar zijn onderwerpen (zeker kwa opera) waren op zijn minst triviaal : eenvoud siert. Ja, we moeten daar eens een gesprek over hebben.

Ten derde is het misschien beter dat jij me dinsdag 's avonds komt halen : want je moet al zo veel heen & weer reizen, met de auto, en dat heet "hectisch". Ik weet niet of je dit briefje (email) ontvangt, want ik ben niet zeker van jouw email-adres.
Maar ik verwacht je dinsdag.

Dag vriend,

eriek