31 januari 2006

Tonic over De falloforen




Ik ben als eerste op de plaats van afspraak. De speelvloer in de repetitieruimte van Tonic is zo goed als leeg. Een aftandse tafel, twee stoelen, een koffiezetapparaat en een kwartvleugel, dat is alles. Op de tafel vind ik enkele losse papieren. Ik lees:

Chris: Goed! Euh... Verder bouwend op wat er was... en vooruit blikkend op wat er nog moet komen. Hè?
Max: Ja.
Chris: Ja... Euh... Met betrekking tot de euh... kern van de euh...
Max: ... zaak.
Chris: Zaak. Ja. Dank u.
Max: 't Is niks.
Chris: Merci. Euh... is het misschien niet slecht om – waar we nu staan – een kleine round-up... euh... te euh... maken van de stand van de euh...
Max: ... zaken.
Chris: Ja! Oké. Waar we geweest zijn, dat weten we. Wat we gedaan hebben, dat weten we.
Max: Ja.
Chris: Ja. Oké. Waar damme nu staan, moemme alles wat we euh... wacht... De essentie, de hamvraag, het punt van... euh... de onbekende zeg maar...
Max: The unknown.
Chris: Hè?
Max: The unknown.
Chris: Euh... Ja... Aje wilt... Wel... Die undink...
Max: ... known.
Chris: Hè?
Max: The unknown.
Chris: Ja. Ligt... euh... daar.
Max: Waar?
Chris: Daar.
Max: Ah.

Om Tonic kort te omschrijven, zou ik volgende woorden in één zin willen krijgen: West-Vlaams, eigengereid maar 'klein van herte', collectief, wij-tegen-de-rest-van-de-wereld, pure kolder, diepe ernst. En niet te vergeten: chaotisch. Ook de wegen naar De falloforen zijn weer ondoorgrondelijk, zoals blijkt uit het gesprek met Wouter Bruneel, Tom Vermeir en Craig Weston (Koen De Ruyck moest die dag verstek laten gaan: geveld door een acute lumbago):

Craig: We zijn begonnen met een aantal gesprekken over wat we wilden maken. Het eerste daarvan ging over de grote filosofische stromingen, de grote denkers, ... Een tijd later, een volgend gesprek: over mensen die denken dat ze aan het communiceren zijn, maar helemaal niet aan het communiceren zijn. Weer een tijd later. Ik had ondertussen Een kleine geschiedenis van bijna alles van Bill Bryson gelezen, een boek over de geschiedenis van de wetenschap en de kennis, en ik wilde daar een clowneske voorstelling over maken.
Wouter: Daarna kwam het falloforen-idee. In het antieke Griekenland waren er, naast de tragediespelers, falloforen die met een voorgebonden lul de mensen moesten amuseren en geen deel uitmaakten van de wereld van 'het grote toneel', maar dat misschien wel wilden.
Tom: Dat idee hield ook in dat het over mensen met een opdracht ging: ze moesten ervoor zorgen dat er iets gebeurde binnen een bepaalde tijdslimiet.
Craig: Toen kwam de eerste repetitiedag. Ik stelde voor: maak elk, zonder met elkaar af te spreken, een personage en kom als dat personage naar de repetitie. En alles wat er nu te zien is, is in feite op die eerste dag ontstaan. Alle gesprekken die we gevoerd hadden, waren plots als vanzelf aanwezig in wat we deden.

En wat is er nu te zien?

Craig: Drie naïeve personages die worstelen met het grote mysterie: de vraag 'Wat is het leven?'. Ze moeten samen tot een antwoord komen, maar je ziet meteen dat ze daar niet in zullen slagen. Waarop je als toeschouwer hopelijk een stap achteruit zet en tot het inzicht komt dat niemand een antwoord kan geven op die vraag.
Wouter: In die zin is het: kijk naar de mens. Hoe onnozel, hoe grappig hij is. Zoals je een mierenhoop kan bestuderen.
Tom: Wetenschap, filosofie, religie, kunst, ... vragen zich al eeuwenlang af wat het leven is. Daar hebben we zoveel mogelijk van meegenomen in onze bagage. Maar die ideeën zijn op een zeer naïeve, niet rationele manier in de voorstelling terechtgekomen. Het gaat zelfs niet over de ideeën op zich, maar over het feit dat de mens 'het' niet vindt.
Wouter: De personages vertegenwoordigen wel in zekere zin verschillende bewustzijnsniveaus. Daarvoor hebben we inspiratie gevonden in een lezing van Joseph Campbell (Amerikaanse auteur, overleden in 1987, die vooral schreef over mythologie en vergelijkende religie, DK) over de oorsprong van het woord 'aum' uit de Indische religie. De letter 'a' daarin staat voor het wakende bewustzijn, de 'u' voor het dromende bewustzijn en de 'm' voor het niveau van de diepe, droomloze slaap.
Tom: Die theorie heeft ons gevoed, maar wat je als toeschouwer te zien krijgt, zijn mensen die niet met elkaar kunnen communiceren en elkaar voortdurend mislopen. De impasse van het menselijk denken dat geen stap verder geraakt door een te grote input. En het potsierlijke van zoeken naar antwoorden op onbeantwoordbare vragen, van dingen proberen vatten die niet te vatten zijn.
Craig: De enorme opdracht waar ze voorstaan, dat is één kant van het stuk. Langs de andere kant heb je drie zeer herkenbare, kleine mensen die in de problemen komen bij het inschenken van een tas koffie. Ze moeten een antwoord vinden op de vraag 'Wat is het leven?', maar ja, hun tas is leeg, dus die moet eerst even gevuld worden. De mens die streeft naar het hogere, maar daarin telkens wordt afgeremd door de zwaartekracht, die in actie zien, daar gaat deze voorstelling voor mij over. Hij bedoelt het goed, maar omdat hij is zoals hij is, loopt het – vaak op een hilarische manier - mis.

Na Tik en Koning Lear – respectievelijk gebaseerd op Tsjechov en Shakespeare – vertrekken jullie deze keer weer van improvisaties, zoals voor jullie eerste producties.

Tom: Een van de moeilijkste dingen van dit repetitieproces is de stap van improvisaties naar een voorstelling. Reproduceren zonder het aantrekkelijke van de chaos te verliezen. Echt schrijven lukt ons niet, want je schrijft anders dan je improviseert: logischer, slimmer, zonder schijnbaar overbodige zijsporen.
Zoals het er nu naar uitziet zal de voorstelling opgebouwd zijn uit verschillende eilanden. Om van het ene eiland naar het andere te geraken zijn er echter duizend en één dwaalsporen. De eilanden liggen tekstueel vast, de dwaalsporen willen we zo veel mogelijk open laten.

Van het falloforen-idee blijft op het eerste gezicht niet zo veel meer over. Vinden jullie het nog steeds een goeie titel?

Craig: Eigenlijk wel. Als je gaat opzoeken wat de falloforen waren, zal je merken dat niemand dat juist weet. En dat klopt voor onze voorstelling, want wie die drie mensen, waarom ze daar zijn, waar ze mee bezig zijn, … dat blijft allemaal heel onbestemd. Het zijn geen filosofen, het zijn geen wetenschappers, het zijn... falloforen. Ook het beeld van die mannen met een lul op hun hoofd is nog altijd juist: het zijn drie losers. Zoals wij allemaal losers zijn.
Wouter: Ik vind het eigenlijk geen losers. Kijk, voor mij is een mens als een handvol kaarten bij het manillen. Je weet niet welke kaarten je zal krijgen en als het er slechte zijn, ben je 'goed gescheten'. Maar als je moet zoeken naar de essentie van het leven, moet je het wel met die kaarten doen. Probeer dan maar eens een slag thuis te halen. Dat zijn die drie voor mij: ze mogen meespelen, maar het zijn wel degenen die minder goeie kaarten gekregen hebben.


Interview: Danny Keuppens

26 januari 2006

Leerjaren

Beste Danny,

Deze week staat in Knack, bij een artikel over Goethe, een citaat uit Wilhelm Meisters leerjaren dat u uitermate veel plezier zal doen, omdat het letterlijk verwoordt wat gij al op de weblog hebt gezet:

Zouden theatermensen vandaag de roman Wilhelm Meisters leerjaren nog als een bijbel dicht tegen het hart dragen? De tot de handel voorbestemde jongeman Meister doorloopt zijn levensschool tijdens de jaren waarin hij met een zigeunertheater rondreist. Hij weet zich pas echt gevormd, wanneer hij beseft dat hij met het leren kennen van zeden en gewoonten in het theater - en met een doordachte uitvoering van 'Hamlet' - tegelijk de echte wereld heeft doorgrond: 'Hoe deze mensen zichzelf volstrekt onbekend zijn, hoe ze hun ding zonder nadenken doen, hoe hun eisen zonder grenzen zijn, daar heeft men geen idee van. Niet alleen wil iedereen de eerste zijn, ieder wil maar wat graag al de anderen uitsluiten, en ziet niet, dat hij met hen samen amper tot iets komt; ieder denkt dat hij superorigineel is, en is niet in staat om zich in iets te vinden wat buiten de sleur valt; daarbij een voortdurende onrust naar iets nieuws. Met welke heftigheid werken ze tegen elkaar! En slechts de meest bekrompen eigenliefde, de meest beperkte eigenbaat maakt, dat ze zich aaneensluiten.'

Bob De Moor

V.A.M.: De recensies (2)

'ALLEEN MAAR' GELUKKIG - Straf liefdesportret bij Malpertuis
De recensie van Liv Laveyne in De Morgen

Liefde en geluk: wie meent dat dit past als een tang op een varken raden we aan Malpertuis' 'Vincent.Arthur.Marcel' te zien. Regisseur Piet Arfeuille brengt onder deze titel Philippe Bessons succesvolle debuutroman 'Bij afwezigheid van mannen' op de planken. Een verhaal over liefde en volwassen worden in oorlogstijd. Volwassen worden blijkt geen kwestie van je sterk te houden, maar de herinnering aan het geluk te koesteren. Moge het een troost zijn.

Vincent is zestien in 1916. Hij is een kind van de eeuw en dat is een geluk. Althans dat heeft zijn moeder hem gezegd. In één week tijd leert hij de liefde en het afscheid kennen, fysiek aan de zijde van de jonge soldaat Arthur, mentaal bij de oude schrijver Marcel, een allusie op Marcel Proust. Het is met diezelfde zin voor het verstrijken van de tijd als Proust dat Arfeuille vier levens, in een week, in anderhalf uur samenvat.
De voorstelling lijkt nogal krampachtig vastgenageld aan een lange bank. De twee uitersten, geest en lichaam, Marcel en Arthur, zitten elk in een uithoek en Vincent pendelt tussen beide of neemt een centrale positie in wanneer hij zich rechtstreeks tot het publiek richt. Hij is de verteller die terugblikt en herbeleeft. Algauw blijkt de sterkte van deze strakke enscenering.
'Vincent.Arthur.Marcel' had gemakkelijk loodzwaar verteltheater kunnen zijn, maar het stuk blijft zonder moeite overeind dankzij de uitmuntende acteerprestaties. Koen Van Impe zorgt voor de noodzakelijke luchtige toon en geeft met glimmend vollemaansgezicht gestalte aan de aimabele maar ook wat zelfingenomen Marcel Proust. De kusscène tussen Vincent (Pepijn Caudron) en Arthur (Michaël Pas) is roerend, hun jonge jongensspeelsheid in een cabaretdansje ontwapenend. Vooral Caudron speelt het spel genuanceerd als de uitdagende en tegendraadse puber die door de omstandigheden tot wasdom wordt gedwongen. Wanneer Arthur afscheid neemt om terug naar het front te vertrekken, blijft Vincent als een Christus in lijkwade op de bank liggen. Maar ook al zou hij dat willen, zijn ogen sluiten voor de realiteit kan hij niet meer. Arfeuille laat Arthur en Vincent als spiegelbeeld van elkaar evolueren: terwijl Arthur zich in zijn kleren harnast, kleedt Vincent zich emotioneel uit.
Het decor, een plastiek met witte klodders vaseline, volgt dat scala aan emoties: lijkt het een action painting van Pollock bij Vincent jeugdige onstuimigheid, dan wordt het een besneeuwd slagveld als laatste rustplaats. De voorstelling eindigt bij het begin wanneer de moeder van de gesneuvelde Arthur (Tania van der Sanden) Vincent opzoekt. Hij zegt: "We zijn gelukkig geweest, alleen maar gelukkig." Op het plastiek worden de ineengekronkelde naakte lichamen van de twee geliefden geprojecteerd. Vereeuwigd als in een fresco van Michelangelo.
Geluk vinden in de liefde én in het theatrale spel: Malpertuis bewijst dat het kan.

24 januari 2006

V.A.M.: De recensies (1)

'Een onthutsend mooie voorstelling over volwassen worden, oorlog en leed, herinneringen en pijn, familie en moederrelaties, maar vooral over verlangen en genieten van geluk (...) De acteurs zijn werkelijk verrukkelijk in hoe echt en eerlijk zij hun personages neerzetten. Een zeldzaam warme, indrukwekkende voorstelling.'
Luister naar de volledige recensie van Pol Arias op Radio 1 (via Programma's/Neon).

'Wat Piet Arfeuille met Vincent.Arthur.Marcel. doet, is een krachttoer. (...) Een mooie, heel kundig geregisseerde productie over aanraken en kwetsen.'
Lees hier de recensie van Mark Cloostermans in De Standaard.

20 januari 2006

Reacties V.A.M.

Gisterenavond ging de productie Vincent.Arthur.Marcel in première.
Geef hier uw reactie.

19 januari 2006

Omgaan met een groot verlies



Liv Laveyne (De Morgen) sprak met Michaël Pas en Pepijn Caudron over Vincent.Arthur.Marcel.:
Een enorme plastiek is over de scène gespannen: daarop witte transparante klodders. Een sneeuwlandschap? Jackson Pollock? "Het is eigenlijk vaseline," zegt acteur Pepijn Caudron, "maar je moet de voorstelling nu niet meteen vastpinnen op 'een stuk over homo's'." Vincent.Arthur.Marcel van theater Malpertuis is de eerste toneelbewerking van de succesvolle debuutroman van Philippe Besson, Bij afwezigheid van mannen (2002). Michaël Pas en Pepijn Caudron spelen de jong geliefden Arthur en Vincent.

Het verhaal speelt zich af in Parijs in 1916. De zestienjarige Vincent leert er op één week tijd de liefde en het afscheid kennen aan de zijde van de jonge soldaat Arthur en de oude schrijver Marcel. Besson maakte er een Bildungsroman in de beste traditie van. 'Bij afwezigheid van mannen' herinnert aan Thomas Manns Dood in Venetië en Marcel Proust A la recherche du temps perdu. De oude schrijver Marcel is trouwens Bessons onverholen ode aan Proust.
Bessons debuut katapulteerde de Franse auteur meteen naar ongekende hoogten. Zijn schrijfstijl wordt vergeleken met die van Marguerite Duras: beschouwend maar met zoveel oog voor detail dat het geringste voorwerp ademt. Een criticus schreef dat Besson als de beste weet de empathie van zijn lezer op te wekken. Dat was ook regisseur Piet Arfeuille niet ontgaan die als eerste Bessons werk op de scène brengt. Ondertussen is de auteur ook zelf begonnen met een theaterbewerking van zijn boek Nazomer geïnspireerd op het schilderij Nighthawks van hyperrealist Edward Hopper. Zijn tweede roman Son frère werd in 2003 succesvol verfilmd door Patrice Chéreau.

Mierenneuken
Oorspronkelijk zou Arfeuille in zijn eentje de roman tot speelbaar materiaal omwerken. Maar na een eerste samenzit met acteurs Michaël Pas, Pepijn Caudron, Koen van Impe en Tania van der Sanden besloot hij dat een gezamenlijke bewerking zoveel rijker zou zijn. Maar dat bleek niet altijd even tijdeconomisch. "We hebben een dag lang gepalaverd over het verschil tussen 'zorgeloosheid' en 'onverschilligheid'. Sommigen zouden dat mierenneuken noemen, maar die discussies waarbij je elkaar en je personages beter leert kennen, waren essentieel," zegt Caudron. Hij speelt het hoofdpersonage Vincent die het verhaal reconstrueert dat zich heeft afgespeeld in zijn puberteit: "Als verteller moet ik het publiek door een geschiedenis gidsen en anderzijds moet ik die herinnering induiken in het moment zelf en die scène gespeeld krijgen. Dat is een opgave want de meeste theaterstukken volgen een simpele narratieve lijn: de eerste zin wordt gezegd en al wat volgt is een reactie daarop." Bessons taalgebruik is poëtisch maar tevens heel afstandelijkheid. Vormde dat een rem op het spelen? "Het is verrijkend als je naar jezelf kunt kijken van op een afstand," vindt Caudron. "Ik ben nu dertig jaar en eigenlijk mag ik dat niet vergeten als ik deze voorstelling speel. Ik moet niet doen alsof ik zestien ben. In die zin is Bessons taal zeer bruikbaar: ik moet de leefwereld van een zestienjarige spelen met de branie van een dertigjarige. Dat is een moeilijk evenwicht waarnaar ik lang heb moeten zoeken en het is pas sinds een dag of vier dat ik die nuance ook in mijn spel kan leggen."
De roman begint met een citaat uit een brief van een soldaat die vecht aan het front in de Eerste Wereldoorlog. De soldaat roept zijn nabestaanden op niet de straat op te gaan om luidkeels uiting te geven aan hun wanhoop, maar kalm en waardig het verdriet te dragen. Het alludeert op de jonge soldaat Arthur die naar het slagveld van Verdun moet. Michaël Pas die de rol van Arthur vertolkt, zou het motto niet toepassen op zijn eigen leven. "Als je je eigen begrafenis inbeeldt, hoop je toch altijd dat er zoveel mogelijk mensen hartverscheurend hun verdriet uiten. Of is dat mijn ijdelheid? Toch kan ik begrip opbrengen voor Arthur. Deze roman gaat eigenlijk over 'hoe kan je het beste met grote verliezen omgaan'. Arthur bereidt zijn eigen afscheid voor om met zichzelf in het reine te komen en tegelijk wil hij Vincent bij voorbaat behoeden voor de klap die zijn dood hem zal bezorgen."
"Wat Vincent in dit stuk overkomt, is heel intens," meent Caudron, "in één week tijd leert hij een schrijver kennen waarmee hij een emotionele relatie aanknoopt, en ontdekt hij bij een soldaat de lichamelijke liefde. Na die week vergaat de wereld: de soldaat sterft, en de schrijver verdwijnt voor een paar weken zodat Vincent op zichzelf aangewezen is met zijn verdriet. Toch stemt het boek niet pessimistisch maar hoopvol omdat Vincent beseft dat hij met de herinnering aan zijn geluk ook zijn verdriet kan troosten. Dat is een erg Proustiaanse gedachte. Piet (Arfeuille) heeft tijdens de repetities vaak gezegd dat hij iets wou maken wat de mensen helpt om te gaan met verlies, dood en het besef fouten te mogen maken."

Verzwelgen in pathos
Besson beschrijft in zijn roman de twee uitersten: het leed aan het oorlogsfront staat in fel contrast met het salon van het Ritzhotel waar Marcel reflecteert over liefde en literatuur. "Tegenover het fysieke tussen Vincent en Arthur kleurt het spitse intellectueel prikkelende van Marcel bijzonder mooi," zegt Pas. "Je zou het stuk een filosofisch melodrama kunnen noemen dat het publiek tegelijk meetrekt in het sentiment maar ook stof tot nadenken biedt. Dat is toch het cadeau dat ik in deze tekst zag en hoop aan het publiek te kunnen geven."
In een interview zei auteur Besson te geloven in 'de luchthartigheid die ons redt'. Niettegenstaande de zware thematiek van het stuk hangt ook Malpertuis dat credo aan. "Koen (Van Impe) speelt de rol van Marcel gelukkig bijzonder luchtig. We hebben in het begin lezingen gedaan waarbij we met z'n vieren uren aan een tafel zaten te blèten," grijnst Caudron. Pas valt hem bij: "Niets is zo leuk voor een acteur om te zwelgen in pathos maar je moet beseffen dat je publiek daar lang niet altijd iets aan heeft." De roman bestaat uit drie hoofdstukken waarvan de titels ('De offergave van het lichaam', 'Met lichaam en ziel' en 'De lichamelijke scheiding') klinken als een eucharistisch hooggebed. Die religieuze connotaties wilden ze bij Malpertuis in eerste instantie in het stuk verwerken, maar daar zagen ze - met uitzondering van de eindscène - vanaf. De tekst is al zwanger genoeg, daar moet je niet nog eens een kussen gaan onder steken," vindt Caudron.Caudron en Pas staan respectievelijk tien en vijftien jaar op de scène. Allebei zijn ze freelance acteurs en zouden het niet anders willen. "Ik stam nog uit die tijd van de grote gezelschappen toen je bij een vast ensemble kon gaan spelen," zegt Pas. "Ik ben toen door verschillende huizen gevraagd maar had meteen zoiets van ik wil liever vogelvrij zijn en niet enkel theater maar ook film doen." Caudron vergelijkt het freelance acteur zijn met jazzmuzikanten die elkaar tegenkomen, aan het jammen gaan en benieuwd zijn welke muziek er zal uitkomen. "Ik las een interview met de oudere acteur Jaak Van Assche waarin hij jonge mensen afraadde om nog in het vak te stappen omwille van de financiële onzekerheid. Terwijl je als acteur toch weet waaraan je begint? Anders ben je als een Formule 1 piloot die wel wil autoracen maar niet uit de bocht vliegen."

18 januari 2006

Sisyphus achterna



Weemoedige bedenkingen van Piet Arfeuille, regisseur van de productie Vincent.Arthur.Marcel. die morgen in première gaat.

Aan de vooravond van een première moet het voor de acteurs allemaal gaan gebeuren, terwijl de regisseur al een beetje verloren door het gebouw drentelt. De grondige gesprekken van het repetitieproces ruilt hij in voor gemoedelijke praatjes met de juffrouw van de catering (die hij trouwens nog niet eens had gecomplimenteerd met haar wezenlijke bijdrage in het thuisgevoel wat Theater Malpertuis voor zijn artiesten weet te creëren), een check-upbabbel met de bazen van het huis over de potentiële onduidelijkheden en mogelijke pijnpunten van de gemaakte voorstelling en het stilletjes leegmaken van de logeerkamer waarin hij de voorbije weken zowel rustige als rusteloze nachten gekend heeft.

Wat is theater maken toch een vreemd en onvoorspelbaar proces. Hoe dubbel het gevoel dat je geen recht pad bewandelt, maar bijna masochistisch kiest (moet kiezen) voor een gigantische omleiding om uiteindelijk te arriveren, daar waar je al lang was begonnen. De tegelijkertijd heerlijke en enerverende omzwervingen van het zoeken. De onwetendheid die ik graag koester. Al is het maar om iets te weten te komen. Een klein stukje verder te zijn. Om vervolgens een nieuwe steen de berg op te rollen, Sisyphus achterna. Het onderweg zijn is van belang, dat houd je jezelf voor op de momenten dat je alleen maar de last van de inspanning voelt. Een voorstelling maken die je nooit had kunnen bedenken. En blij zijn met het onvermoede, twijfelen over de weggegooide zekerheden. Je weet het niet.
Regisseren. Er achter komen wat je precies wil zeggen, kunt zeggen. De ingewikkelde evenwichtsoefening van het werken met mensen. Hoe te inspireren, hoe te manipuleren. Hoe te strelen, hoe te slaan. En hoe te dragen, de eenzaamheid die dat met zich meebrengt. Hoe om te gaan met je geschiedenis die je in deze hoofdrol onontkoombaar tegenkomt.
Ik ben een open boek. Dat is mijn kracht, en ook mijn zwakte. Zo is het.

Aan de vooravond van de première hoor ik te spreken over opwinding en enthousiasme, over ‘laat ze maar komen’ en meer van dat…
In plaats daarvan spreek ik over weemoed, de zachte steek van weemoed die als een rode draad door mijn leven loopt.
Maar ze mogen komen, laat dat duidelijk zijn, ze mogen komen.Tot morgenavond.

13 januari 2006

De sfeer Malpertuis

Een bericht van Danny Keuppens (artistieke en zakelijke leiding theaterMalpertuis)

Wie gaf ons de spons om de hele horizon uit te vegen? Wat hebben we gedaan, toen we deze aarde van de zon loskoppelden? In welke richting beweegt ze zich nu? In welke richting bewegen wij ons? Weg van alle zonnen? Vallen we niet aan één stuk door? En wel achterwaarts, zijwaarts, voorwaarts, alle kanten op? Is er nog wel een boven en beneden? Dolen we niet als door een oneindig niets? Voelen we de adem van lege ruimte niet in het gezicht? Is het niet kouder geworden?
(Friedrich Nietsche, De vrolijke wetenschap)

Er was eens, héél lang geleden, een tijd waarin de televisie nog niet bestond. De mensen stonden bij elkaar op straat of zaten bij elkaar rond de Leuvense stoof. De mensen praatten met elkaar. Over de straat. En wat er daar gebeurde.
Toen kwam de televisie. De mensen begonnen minder met elkaar praten. En als ze het deden, hadden ze het over de televisie. En wat er de avond daarvoor op de televisie te zien was. En dat was eigenlijk de hele wereld.
En binnenkort hebben we dus allemaal, laten we ons daar geen illusies over maken, digitale televisie. Ik hoor de mensen al bezig op de trein:
- Gisterenavond Lost gezien?
- Nee, daar ga ik vanavond naar kijken.
- Maar vanavond komt Desperate housewives!
- Ja? Dat zie ik dan in het weekend wel.
- Ah... Maar dus gisterenavond in Lost...
- Nee, nee, niet zeggen, dan verraadt ge alles.
Einde gesprek.

Ja, een mens moet er zijn weg in vinden, in de wereld van vandaag. En hij doet dat het liefste alleen. Ten minste, dat is mijn ervaring. Als ik vroeger met iemand sprak die ook – zij het soms op een heel andere manier - met theater bezig was, had ik altijd het gevoel dat we het uiteindelijk over hetzelfde hadden. Nu steeds minder. Als ik nu naar iets ga kijken, kan ik mij soms echt afvragen: waar zijn die mee bezig? En dat gevoel heb ik nog meer als ik met die theatermakers praat of interviews met hen lees. Ik heb de indruk dat we allemaal in de eerste plaats eigenzinnig, persoonlijk, uniek willen zijn. Dat is één van de weinige dingen die we nog gemeen hebben. Ge kunt dat interessant vinden. Ik vind het ook beangstigend.

Ik lees Sferen van Peter Sloterdijk (voor degenen die dat pretentieus vinden: ik kom er rond voor uit dat ik na een week nog niet verder geraakt ben dan de inleiding).
Het uitgangspunt van Sloterdijk is dat de vraag naar ons 'waar' zinvoller is dan ooit, zinvoller dan die naar ons 'wat'. Hij richt zich op de plaats die mensen creëren om te kunnen zijn die ze zijn. Die plaats geeft hij de naam 'sfeer'. De sfeer is het intieme, ontsloten, gedeelde ronde dat mensen bewonen, een ruimteschepping die als immuunsysteem werkt. Van in het begin zijn de mensen wezens geweest die ronde werelden (bollen) creëren en naar horizonten kijken.
Vandaag echter is die ronde wereld in crisis. In deze tijd van mondiale markten en media met uitstulpingen in het virtuele woedt een wereldoorlog van levensvormen en informatiewaren. Waar alles middelpunt geworden is, bestaat geen geldig middelpunt meer. Waar alles boodschappen verstuurt, gaat de vermeende centrale afzender in de wirwar van die boodschappen verloren. Wat overblijft, is een spel van voortdurende vernietiging en herschepping van sferen. Het archetype van de wereld die we vandaag bewonen is dan ook niet langer niet langer de bol, maar het schuim. In structureel opzicht is er niet zozeer sprake van een globalisering, als wel van een verschuiming.
Hoe kan een mens leven in een verschuimde wereld?
Volgens Sloterdijk moeten we leren leven met voortdurend verschuivende perspectieven en afzien van het drogbeeld van één allesoverheersend gezichtspunt. De meeste wegen leiden niét naar Rome – dat is de situatie die wij Europeanen onder ogen moeten zien. Denken in het schuim is navigeren op labiele stromen.
Sloterdijk ziet zijn werk als een eerste stap in die richting: hij wil een aantal metaforen aanreiken - schuim, ophopingen, sponzen, wolken, wervelingen,... - om de vragen die de tijd ons stelt – vragen naar binnenwereldvorming, samenhangschepping en immuniteitsarchitectuur - te lijf te gaan.

Binnenwereldvorming.
Samenhangschepping.
Immuniteitsarchitectuur.
Het zijn hoogdravende woorden, ik weet het, maar laat ik vandaag maar eens overmoedig zijn en stellen dat het mij met Malpertuis in wezen daar om te doen is.

Wat is Malpertuis op dit moment?
Een aantal individuen met zeer uiteenlopende temperamenten – Bob De Moor, Jurgen Delnaet, Johan Knuts, de leden van Tonic, ikzelf en nog een paar enkelingen - die zich verenigd hebben rond enkele uitgangspunten die verband houden met theater: de zoektocht naar een eigentijdse vorm van volkstheater, de centrale plaats van de acteur, een plaats in de marge, de onrust in de hedendaagse samenleving.

Wat wordt Malpertuis in mijn stoutste dromen?
Een aantal individuen – veel meer dan de hierboven vermelde, iedereen is welkom – die elkaar vinden in een gemeenschappelijke, intuïtief aangevoelde kijk op de wereld en zich daardoor gesterkt weten.
Een sfeer die iets groter en iets steviger is dan de gemiddelde schuimbel.

Is dat een zéér naïeve gedachte?

11 januari 2006

Mijn inburgering


Mijn inburgering: nieuwe aflevering van Mijn eiland, Benno Barnards column in Knack.

10 januari 2006

Het edelfingerfront


In februari beginnen Johan Knuts, Mariken Bijnen en Els Van Peborgh te werken aan Edelfinger, maar voor het zo ver is, zijn ze nog te zien in twee andere producties.
Johan en Mariken vertrekken vandaag op tournee met Au nom du père, een coproductie van de onvolprezen Toneelgroep Ceremonia en Het Toneelhuis. Alle informatie hierover vindt u op de website van Het Toneelhuis.
Els leest in andermans huiskamer De zachtmoedige, een verhaal van Dostojewski waarin de gedachtengang gevolgd wordt van een man wiens vrouw enkele uren daarvoor zelfmoord heeft gepleegd. Dit locatieproject vindt plaats op 10, 11, 12 en 31 januari en op 1 en 2 februari in een huiskamer op Linkeroever in Antwerpen. Meer informatie krijgt u op het nummer 03/231 57 58.

09 januari 2006

Hammerhead


A Brand, met o.m. Tonic-er Tom Vermeir, heeft een spetterende nieuwe single en binnenkort een dito cd met de titel Hammerhead. Samples uit de nieuwe cd, speellijst en andere info over A Brand vindt u hier. U kan de jongens van A Brand een plezier doen door hen in Studio Brussels Afrekening te helpen: stem hier.

Fo for president!



'Kunst die niet aanklaagt, is waardeloos.'

Aldus Dario Fo dit weekend in De Morgen. Hij wordt 80 dit jaar, maar heeft duidelijk nog niets van zijn strijdlust verloren: 'Ook de zogenaamde abstracte kunst: als die écht iets wil voorstellen, moet er een houding van woede en aanklacht tegen de werkelijkheid uit blijken. Kunst als puur hedonisme bestaat niet. Schilderkunst of theater die geen aanklacht, geen weerzin uitademen, is niets waard.'
Fo heeft zich onlangs zelfs kandidaat gesteld om burgemeester van Milaan te worden: 'Ik heb besloten op te komen bij de verkiezingen omdat ik geschokt was door de stompzinnigheid, het egoïsme, de oppervlakkigheid en de hypocrisie. (...) Milaan heeft het typische gemeenschapsgevoel verloren. Het was een stad die mensen wist te betrekken, die vrijgevig was, een stad waar een mens zich welkom kon voelen. Mijn tante vertelde me vaak over de buitenlanders die na de Tweede Wereldoorlog naar Milaan kwamen, over de zuiderlingen die naar het noorden kwamen en geen woord Italiaans kenden. Vergeleken met de jaren zeventig is Italië vandaag een erg onwetende, verkleuterde natie. Het volk is slecht geïnformeerd. Je moet het bij het handje nemen, het bij de les houden. De televisie heeft verschrikkelijk banale interesses opgewekt door programma's zoals Big Brother of Temptation Island uit te zenden. Het zijn afleidingen, manieren om de werkelijkheid te ontvluchten. (...) Macht is een lelijk beest. Je ziet het in een monster veranderen op het moment dat het in stand moet worden gehouden. Ik heb getracht theater te maken voor links, met links, maar ik heb met hen moeten breken om onafhankelijk te kunnen blijven, want zij wilden mij kooien. Wat als ik zelf aan de macht kom? Als man die de arrogantie van de macht aan den lijve heeft ondervonden, zal ik altijd mijn best doen om redelijk en eerlijk te blijven.'

Het enigma Sharon

De Israëlische schrijver Amos Oz (zie Totterdood) over Ariel Sharon:

Ariel Sharon heeft een groot deel van zijn leven als boer-soldaat geleefd. Hij was als een van de oudtestamentische rechters Israëls. Eerst verdedigde hij zijn eigen dorp tegen aanvallers en plunderaars. Dan verdreef hij zijn vijanden en veroverde en vernielde hij dorpen, daarna bouwde hij zijn eigen nieuwe dorpen, verdedigde hij ze, verdreef hij opnieuw de vijanden, en zo begon alles van vooraf aan, als in een vicieuze cirkel.
Het begon in zijn jeugd, met gewapende confrontaties met schaapherders, die door de jaren heen evolueerden naar grootse veldslagen met duizenden tanks aan beide zijden. Toch bleef de man Sharon dezelfde van conflict tot conflict: de Onafhankelijkheidsoorlog van 1948 en de Jom Kippoeroorlog van 1973 en de Libanese oorlog van 1982 en het project voor de bouw van nieuwe nederzettingen. Zijn hele leven lang, van de kinderjaren tot de hoge leeftijd, bleef hij erbij dat wat niet met macht opgelost kan worden, met méér macht opgelost kan worden. Hij hield het erbij dat de Israëli's op het terrein hoe langer hoe meer voldongen feiten kunnen creëren die de Arabieren moeten slikken en de wereld zal moeten erkennen.
Hij was de man van de spierballen. We herinneren hem in zijn bloedbevlekte witte verband, bij het Suezkanaal, toen hij ermee dreigde de wraak van de legioenen te ontketenen als ze ook maar de geringste toegeving durfden te doen aan de Arabieren. We herinneren hem ook in Beiroet, op zijn meedogenloze kruistocht in Libanon, toen hij met militaire macht een nieuwe orde probeerde te installeren in het oude Midden-Oosten. En we herinneren hem als de oprichter van honderden nederzettingen voor honderdduizenden nederzetters op de Westelijke Jordaanoever, in Gaza, de Sinaï en de Golanhoogvlakte. Altijd weer de man van de spierballen.
Al die decennia ben ik kwaad op hem geweest. Voor mij symboliseerde hij alles wat ik niet kon verdedigen in mijn land: gewelddadige zelfingenomenheid, een mengeling van zelfmedelijden en brutaliteit, een onstilbare honger naar land en een mystieke religieuze fraseologie die, afkomstig als ze was van een hedonistische soldaat, me altijd als schijnheilig is opgevallen. Er was niet één individu dat de vergiftiging van vele Israëli's met de macht zo personificeerde.
Ik heb hem nooit persoonlijk ontmoet. Ik ben nooit met hem in dezelfde kamer geweest. Mensen zeggen dat Sharon in kleine kring een warme, gulle en onderhoudende man is. Mensen zeggen dat hij charmeert met een levendig gevoel voor humor, dat hij dol is op lekker eten en luxe. Ik heb altijd geweigerd om van zulke indrukken onder de indruk te zijn. Ik was afkerig van hem omdat hij de vijand van de vrede was.
En dan, twee jaar geleden, vond een plotselinge verandering plaats. Een mysterieuze metamorfose. Sharons retoriek is plotsklaps gewijzigd. Eerst begon zijn woordenschat te klinken als die van zijn rivalen. Alsof hij plotseling een andere taal begon te spreken. Toen Sharon voor het eerst zei dat de bezetting een ramp is voor de bezetters en het bezette volk, kon ik mijn oren niet geloven. Toen hij begon te spreken over twee staten voor twee volkeren, dacht ik dat hij een grapje maakte. Toen hij het voor de eerste keer over de rechten van de Palestijnen had, dacht ik dat hij de draak stak met de vredesbeweging. En toen hij voor het eerst aankondigde dat hij de nederzetters en het leger uit Gaza terug zou trekken, dacht ik dat het niet meer betrof dan een list.
Toch heeft hij het gedaan. Ze noemen hem een bulldozer toen hij de nederzettingen oprichtte, en ja, hij handelde ook als een bulldozer toen hij ze liet ontmantelen. De evacuatie van Israëlische nederzetters uit Gaza was een militaire operatie. Sharon bracht de nederzetters in Gaza met dezelfde blitzkriegstijl de nederlaag toe als die waarmee hij zijn vele oorlogen heeft gewonnen. Niet één gebouw in de kolonies bleef intact.
Hij kreeg maar twee jaar om ongedaan te maken wat hij in 35 jaar had aangericht. Alle nederzettingen op de Westoever en op de Golanhoogte blijven overeind als monumenten van de oude Sharon. Hij verlaat ons met het antwoord op twee grote mysteries. Waarom hij in de herfst van zijn leven zo radicaal veranderd is en wat anders hij nog van plan was in de richting van vrede en verzoening?
In één iets is Sharon echter nooit geslaagd, zelfs niet nadat hij Gaza tot de laatste centimeter geëvacueerd had. Hij heeft nooit echt met de Palestijnen samengezeten om met hen te proberen praten zoals buren met buren spreken. Zelfs niet op de manier waarop peetvaders met andere peetvaders praten na een lange vete. Ariel Sharon verlaat ons alsof hij ons een teken geeft: 'Ik heb mijn fouten ingezien. Ik heb geprobeerd ze te herstellen, maar het leven was te kort.'

06 januari 2006

Gratis naar V.A.M.

Op dinsdag 17 en woensdag 18 januari worden er - telkens om 20u30 in theaterMalpertuis - try-outs gespeeld van Vincent.Arthur.Marcel.. Gratis voor wie zijn naam en telefoonnummer achterlaat bij de 'comments'. (Vermeld ook of je dinsdag of woensdag wilt komen.)

Mijn eiland

Benno Barnard schrijft momenteel in opdracht van theaterMalpertuis aan een stuk dat als werktitel Mevrouw Appelfeld draagt en dat volgend jaar omstreeks deze tijd in première zal gaan met Antje De Boeck en Chris Lomme in een regie van Bob De Moor. Lees hier de aflevering van Benno's column Mijn eiland die deze week verscheen in Knack.

De leeskamer

Boeiende artikels over kunst, literatuur en andere rariteiten uit binnen- en buitenlandse kranten en tijdschriften worden door Jan Coucke verzameld op onze favoriete weblog: De leeskamer. Voor een bezoek: klik hier.

05 januari 2006

Logboek V.A.M.


Dramaturge Nathalie Tabury stuurde een bericht uit de repetitieruimte van Vincent.Arthur.Marcel.

De ploeg van Vincent. Arthur. Marcel. is al sinds midden november, weliswaar op een zeer aangename manier, aan het ploeteren en zwoegen in het zwart repetitielokaaltje van Thassos. Met onze tafel bijna tegen het gaskacheltje geplakt (waardoor onze kleren soms begonnen te smeulen), koekjes en stokbrood met een gehaktbroodje, zaten we, naar mijn gevoel, op een eilandje. Een gezellige cocon waarin heel intens gewerkt werd en waarin gesprekken over het leven tot op het bot gevoerd werden. Er lag een roman op tafel waaruit we een toneeltekst moesten puren. Dit boek liet zich niet zo gemakkelijk bewerken. Elk woord van het boek werd gewikt en gewogen, tot we een speelbare tekst gedestilleerd hadden. Zo zijn we eigenlijk al die tijd rond de tafel blijven zitten. Om aan het eind van de rit in Thassos te beseffen dat de personages er staan en dat elke acteur zijn personage zeer precies aanvoelt. Er zijn twee kernwoorden die om de haverklap gebruikt worden tijdens de repetities: 'centraal!' en 'luxeprobleem!' . 'Centraal', omdat de sfeer, tussen alle ernst en diepgang in, ook heerlijk gezellig en onnozel kan zijn waardoor Piet, als regisseur, iedereen soms terug op de rails moet trekken. Maar ook 'luxeprobleem', omdat we zoveel opties voor scènes en spelinterpretaties hebben, dat we alleen maar een keuze moeten maken. Na een lange discussie over een zin, volgt dus regelmatig een 'Luxeprobleem!'.
Sinds dinsdag zijn we in Tielt gearriveerd voor de eindspurt naar de première. We zijn uit onze cocon. We zaten tot vandaag nog even aan een tafel, in het midden van de scène van Malpertuis. Ons gaskacheltje was weg. En eigenlijk is dat niet slecht. De overstap naar de zaal is altijd spannend, want hoe goed het proces ook verloopt en hoe enthousiast iedereen ook is, de stap naar de scène is groot. Zal je dezelfde energie van de tafel kunnen behouden? Of zoek je beter een andere? We zullen zien...
Er wordt ons verteld dat de verkoop van de voorstellingen goed loopt en De Standaard schrijft vandaag dat 'hun verwachtingen hoog gespannen zijn'.
Allemaal fantastisch nieuws voor ons natuurlijk, maar voor mij komt sinds deze week de buitenwereld ineens binnen. Met hun hooggespannen verwachtingen...
Ik hoop dat we ze kunnen inlossen, niet alleen voor het publiek, maar ook voor onszelf. Want onze verwachtingen zijn natuurlijk niet minder hoog...

Nathalie

04 januari 2006

De Standaard over V.A.M.

De Standaard geeft in de Film&Cultuur-bijlage van vandaag 150 tips voor 2006.
'Uw en onze verwachtingen zijn uiteraard belachelijk hoog gespannen als de regisseur van Hamlet (de beste, zo niet toch de meest spetterende voorstelling van 2005) van zich laat horen.', staat er te lezen. Om maar te zeggen dat wij niet de enige zijn die uitkijken naar Piet Arfeuilles regie van Vincent.Arthur.Marcel. (want daarover gaat het hier).

Première V.A.M. uitverkocht!


De première van Vincent. Arthur. Marcel. op donderdag 19 januari 2006 in theaterMalpertuis is uitverkocht. Er zijn wel nog plaatsen voor de voorstellingen in Tielt op vrijdag 20 en zaterdag 21 januari.

03 januari 2006

Piet Arfeuille over V.A.M.



Uit het tijdschrift van theaterMalpertuis: een interview met Piet Arfeuille over Vincent. Arthur. Marcel, zijn theaterbewerking van Bij afwezigheid van mannen, een roman van Philippe Besson over het begrip 'tijd'.

‘Geen mens zo wijs,’ zo zei hij, ‘of hij heeft in zijn jonge jaren wel eens dingen gezegd of zelfs een leven geleid waaraan de herinnering hem zo onaangenaam is dat hij deze zou willen uitbannen. Maar hij hoeft daar niet per se spijt van te hebben, aangezien hij pas zeker weet dat hij een wijs man is geworden, voor zover dat mogelijk is, als hij alle absurde of verfoeilijke gedaanten heeft aangenomen die voorafgaan aan die laatste gedaante. Ik weet dat er jonge mensen zijn wie vanaf de eerste schooldag door hun leermeesters nobelheid van karakter en morele waardigheid is bijgebracht. Zij hoeven misschien niets van hun leven te verdoezelen, zouden alles wat ze hebben gezegd kunnen publiceren en onderschrijven, maar zij zijn arm van geest, futloze afstammelingen van dogmatici, en hun wijsheid is negatief en onvruchtbaar. Wijsheid wordt je niet onderwezen, die moet je zelf ontdekken na een reis die niemand voor je kan maken of je kan besparen.’
Uit: Op zoek naar de verloren tijd, Marcel Proust.

‘Voor mij is Bij afwezigheid van mannen in de eerste plaats een filosofisch boek, een boek over het begrip tijd: het spanningsveld tussen het heden het verleden en de toekomst. Heel Proustiaans dus.
Bij het begin van de roman bestaat er voor Vincent, het hoofpersonage, een jongen van zestien jaar, alleen het nu, de opwinding van het heden. Hij laat alles op zich afkomen: de intellectuele vriendschap met de schrijver Marcel (een personage dat gebaseerd is op Marcel Proust), de fysieke band met de jonge soldaat Arthur, …
Ogenschijnlijk heeft hij op dat moment een vrij verstandige manier van leven: hij staat open voor de dingen en wil de dingen ook open laten. Maar tegelijk voel je dat hij toekomst en verleden angstvallig uitsluit. Hij zegt dat hij geen verleden heeft, dat zijn enige herinnering het ‘licht in Parijs' is. Natuurlijk heeft hij wel meer herinneringen, alleen is er nog geen reden waarom die ontwaakt zouden moeten zijn. Hetzelfde geldt voor de toekomst: hij weet dat zijn geliefde Arthur naar de oorlog moet vertrekken, hij weet zelfs wanneer dat is, maar doet alsof dat niet aan de hand is. Hij probeert het nu te beschermen. Maar je kunt het verleden en de toekomst niet buiten houden. Op het moment dat Arthur hem moet verlaten, beseft Vincent: ‘En nu ga ik over van het genot van het nu naar de wonde van de herinnering.’
Wat volgt is een tijd met veel toekomstverwachtingen, veel herinneringen, veel pijn en verdriet, veel dingen waar hij uit moet zien te komen. Met name het gevecht tegen de fundamentele eenzaamheid van het menselijk bestaan is een strijd die hij nu moet aangaan. Aan het einde van het boek staat hij opnieuw in het nu maar dan met geschiedenis. Je kan het boek dus ook lezen als één beweging van de Sisyphusmythe: Sisyphus rolt een steen omhoog, die steen rolt terug naar beneden en hij besluit de steen opnieuw omhoog te rollen. Je doet iets, dat blijkt op een bepaald moment te mislukken of er gebeurt iets waardoor je het even allemaal niet zo goed meer weet, dan zet je alles weer op een rijtje en ga je verder met leven.’

‘Waar het mij in dit boek om gaat, is: hoe zijn deze mensen aan het leven? Hoe gaan ze met verleden, heden en toekomst om? Wat is interessant leven?
Dat zijn voor mij heel persoonlijke vragen. Ik ben nu 44 jaar, ik heb een stuk geschiedenis achter de rug, er ligt (hopelijk) nog een stuk toekomst voor mij en ik ben op een punt in mijn leven gekomen dat ik, zoals men over Proust zegt in het boek, met een melancholische en tegelijk klinische blik terugkijk op mijn verleden. Je bekijkt de voorbije twintig jaar, je kijkt hoe je het gedaan hebt; Je vraagt jezelf af wat je anders zou doen, je wil leren uit het verdriet en de mislukking.Ik denk dat het verleden en de toekomst alleen in die mate belangrijk mogen zijn dat je er een goede houding tegenover het nu uit kunt destilleren. Vandaar dat ik veel vragen heb bij het leven van Marcel Proust. In Hamlet wordt er gezegd dat je even interessant in woorden kan leven als in daden. Ik wil het daar graag mee eens zijn, al was het maar omdat ik mij daar dan ook achter kan verschuilen en mezelf wijs kan maken dat ik dus geleefd heb. Maar als ik dan lees hoe Proust zijn jeugdherinneringen zo cultiveert dat hij uiteindelijk tussen zijn veertigste en zijn vijftigste onder de dekens van zijn bed in zijn kamertje verbeten schrijft om dat oeuvre van 3500 bladzijden toch maar te kunnen voltooien voor hij dood gaat, dan krimpt mijn hart een beetje ineen. Heeft die man wel geleefd, vraag ik mij dan af. Natuurlijk heeft hij geleefd, maar hij zegt ook zelf: ‘Mijn leven verdwijnt achter het schrijven.’ Dus wat is leven?
Soms zou je willen dat je in je leven alleen maar fantastisch zinnelijke en concrete acties had ondernomen en dat je de sterren uit de hemel had gevreeën, in plaats van de verlegen jongen te zijn die met te veel moraal werd opgevoed, onhandig was, tijd verloor en ersatzbevredigingen zocht… Als ik mijzelf de vraag stel of ik tot nu toe een boeiend leven heb gehad, dan hoop ik eigenlijk dat ik niet met nee moet antwoorden. Stel je voor dat je moet toegeven dat je twintig jaar tijd verloren hebt, daar kun je toch niet mee leven? en dan is ook nog de vraag hoeveel je zelf in de hand hebt. Je bent wie je bent. Je hebt je beschadigingen, je problemen. Je kunt leren om die te accepteren. Want we zijn allemaal producten van hoe we opgevoed zijn en wat we meegemaakt hebben. In die zin is het fantastisch dat Vincent op het einde van het boek, na zo veel leed, alweer klaarstaat om opnieuw te beginnen. Maar het zou even goed kunnen dat hij een Proust-in-wording is die de volgende twintig jaar vast zal blijven hangen aan wat hij heeft meegemaakt. Misschien is het feit dat hij een boek gaat schrijven wel een teken aan de wand.’

‘Niet alleen Vincent, ook de andere personages die straks op de scène te zien zullen zijn, zoeken naar een manier om zich te verhouden tot het verleden, het heden en de toekomst.
Marcel zit daar op zijn vierenveertig, met zijn geschiedenis en dat oeuvre waar hij aan begonnen is. Natuurlijk stelt hij zichzelf ook de vraag of hij wel bezig is met leven.
Dan heb je Blanche, de moeder van Arthur, een vrouw van 40 jaar die een heel stuk van haar leven heeft verzwegen, omdat ze zich schaamt.
Arthur is tragisch: een stuk van zijn leven, de toekomst, wordt gewoon weggesneden. Op het moment dat hij Vincent leert kennen, weet hij dat hij zeven dagen later naar de oorlog moet vertrekken. Hij houdt rationeel heel erg rekening met het feit dat hij binnenkort dood kan zijn. Dan wordt de vraag: wat doe je met de tijd die je rest?
Wat Arthur overkomt, is oneerlijk, onrechtvaardig. Daar word je kwaad van: ‘Waarom ik?’ Maar je kunt je leven niet verkorten of verlengen. Je leven is je leven. En misschien moet je wel blij zijn dat je weggetrokken wordt wanneer je nog jong en dynamisch bent en niet wanneer je oud en treurig bent en als een kamerplant in een stoel zit weg te kwijnen. Maar die gedachte is natuurlijk alleen maar een troost, want het blijft een verschrikkelijk gegeven dat je zo weinig tijd krijgt.’

‘Als ik kinderen zou hebben, zou ik ze drie dingen willen leren.
Ten eerste: dat er zoiets bestaat als de dood. In het gezin waarin ik opgegroeid ben, werd de dood verzwegen of gemystificeerd. Er werd heel onhandig over gedaan, met als gevolg dat ik een angstige en morbide fascinatie voor de dood kreeg. Ik denk dat je jezelf pas kunt positioneren ten opzichte van het leven als je jezelf gepositioneerd hebt ten opzichte van de dood. Dat is het positieve verhaal dat ik bij Arthur zou kunnen vertellen. Hij weet dat hij kan sterven en beslist, ondanks alle wanhoop, om van de tijd die hem nog rest het beste te maken. Het bewustzijn van de dood maakt dat hij misschien niet ten volle kan genieten maar wel bewust kan kiezen voor het leven.
Het tweede dat kinderen volgens mij zouden moeten leren, en dat ik zo mogelijk nog belangrijker vind, is dat ‘mislukken’ bij het leven hoort. Dat is voor mij de Sisyphusmythe. Het is niet erg dat die steen naar beneden rolt. Dat hoort erbij. Begin maar opnieuw. Je moet leren verliezen. Ouder worden is verliezen. Ziek worden is verliezen. Je moet daar leren mee omgaan.
En ten slotte is er de eenzaamheid. Leer kinderen dat er iets bestaat als eenzaamheid. Ik heb lang gedacht dat een relatie was: ik ben vijftig percent, er komt vijftig percent bij en samen zijn we 100 percent. Maar zo werkt het niet. Je bent zelf 100 percent. Je bent alleen, fundamenteel alleen. Ook dat is iets waar je mee moet leren omgaan, niet alleen rationeel, maar ook emotioneel. En dat is verdomd moeilijk.’

‘Ik las onlangs een interview met Jeanne Moreau, die het daar ook over had: dat ze heeft moeten leren om alleen te zijn, dat ze jarenlang bang geweest is voor de dood, … Nu kan ze dat allemaal zeggen, maar ze is er wel zevenenzeventig jaar voor moeten worden. Ik moet mij dus niet schamen als ik nog niet weet hoe dat moet, leven.
En dat is waar dit stuk voor mij over moet gaan. Je kunt elkaar helpen sterven, maar je kunt elkaar ook leren leven. Het tegenovergestelde woord voor euthanasie... als iemand dat eens uitvond.’

(interview: Danny
Keuppens)

02 januari 2006

Laudatio voor Wannes



Op zeven december jl. werd Wannes Van de Velde in de Singel uitgeroepen tot maestro-honoris-causa. Bob De Moor hield een toespraak waarin hij hulde bracht aan de meester:
Om deze toespraak te schrijven ben ik op café gegaan, Wim.
Intuïtief maar toch ook doelbewust.
Omdat ik van u zoveel brieven heb gekregen die geschreven waren in de schaduw van één of andere Antwerpse kroeg, ben ik naar u op zoek gegaan in mijn stamkroeg op het Veerleplein in Gent, voor de toeristen beter gekend als de plek waar het Gravensteen staat. Het is al meerdere keren gebeurd dat die toeristen gingen voelen aan de muren van het steen of het wel echt was en niet één of ander filmdecor voor een boek van Tolkien of iets van die strekking.
Zo wonderbaarlijk kan een stad zijn, gij zijt de laatste aan wie ik dat moet vertellen, dat sommigen twijfelen aan de echtheid ervan.
Daar op het Veerleplein, in het Frans Place Sainte Pharailde, is mijn toevluchtsoord de kleine kroeg die luistert naar de naam Zenon, de denker uit Margueritte Yourcenars L’oeuvre au noir, omdat de patron nu eenmaal een fervente Kreta-liefhebber is.
Daar gezeten aan een tafel met rond mij Gentenaars van diverse pluimage die over van alles en nog wat hun zeg doen, kan ik gemakkelijker aan u denken. Wellicht omdat ik met u zo dikwijls soortgelijke gelegenheden heb opgezocht waar het hart van een stad klopt en waar ge meer kans loopt met haar geheimen in contact te komen.
Het was in Gent trouwens dat ik u leerde kennen.
Ja, dames en heren wij gebruiken nog de gij en u vorm onder elkaar omdat we nooit gevonden hebben dat daar een taboe zou op rusten.
Het was eind jaren zestig en Roland was de gastheer. Nadien zijn we de stad ingetrokken en hebt ge mij mijn geboortestad leren lezen als een volslagen nieuw en spannend boek. En ge complimenteerde mij voor de zorg waarmee Gent met zijn culturele erfgoed omsprong, iets waar ik totaal geen verdienste aan had. Maar ik zweeg toen in alle talen, de mond gesnoerd door kinderlijke trots.
Van dan af aan waart ge een lichtend voorbeeld voor mij. Door uw consequente manier van leven en denken en het langzaam prijsgeven van uw eruditie, tijdens bijvoorbeeld een wandeling door de stad, uw geliefde biotoop.
'In de natuur wou ik gaan leven ver van de vrouwen van de stad, maar als ik er veertien dagen zat, ‘k wou da’k er meegenomen had.', zingt ge in het gelijknamige lied.
Of tijdens het bereiden van een spaghetti bolognaise à la façon du chef van het Italiaanse restaurant Napoli waar ge indertijd samen speelde met Angelo Padelaro tot in de vroege uurtjes.
In het kleinste wat we deden wist gij verbanden te leggen met een groter geheel dat onze kleine specifieke situatie ver overstijgt. Vandaag zou men zeggen wat de anekdotiek ver overstijgt. Maar ik ben te gek op anekdotiek om hem zomaar te verloochenen.
Cultuur wordt in uw aanwezigheid een aangelegenheid van iedereen en geen privilege van enkele bevoorrechten die er zich mee proberen te onderscheiden van de anderen.
Nog voor ik het credo van Antonio Gramsci leerde: 'Ge moet weten waar ge vandaan komt, om te weten waar ge naartoe wilt.', kende ik het eigenlijk al door met u om te gaan.
Gij verwijst voortdurend naar de herkomst van de dingen om de tekens van vandaag te kunnen begrijpen.
'Ik wil veel kijken, zegt ge in een interview uit 2002, de uiterlijke vorm doorgronden. Op die manier wordt het leven zinnelijker en warmer.'
En die uiterlijke vorm ziet ge overal tot in het kleinste detail.
Zoals Boon Mijn kleine oorlog schreef, zo tekent gij al vijfenveertig jaren lang uw eigen gevecht met de wereld in de meest diverse kleuren.
In een tijd waarin men dacht dat iedereen een andere taal moest leren spreken dan die welke men in de huiskring had aangeleerd, om waardig bevonden te worden, hebt gij de moed en het inzicht gehad om uw moedertaal niet te verloochenen maar er de grote kwaliteiten van kenbaar te maken, tegen alle verguizende kritiek in. Gij durfde te zingen zoals ge uw vader had horen zingen en ge maakte nieuwe liedjes in dezelfde traditie. Ge waart ook de eerste om heel duidelijk stelling te nemen en een recuperatie te verhinderen door gasten die te pas en te onpas goochelen met het begrip 'volkseigen': 'Als ik ze zie marcheren met Hitlerjugend-gesten, spreekt dan maar Frans en zwijgt me van de Vlaamse kwestie'.
Ge zijt door niemand te recupereren: 'de flamingant ne me traitez, être flamand c’est dur assez'.
Maar ik wil u vanavond zeker niet teveel herinneren aan dingen die u droevig maakten maar u veeleer in naam van de velen die u koesteren, danken voor al de poëzie, de muziek, de ontroering en bovenal de epiek die ge ons cadeau hebt gedaan met gulle hand. ’t Is niet voor niets Sinterklaas vandaag.
Want mag ik het zo stellen, dat de epiek, het vertellen, de basis van uw werk en leven is?
En door het vertellen, de verbanden blootleggen tussen de verschillende culturen, die soms eerder gelijkenissen blijken te zijn.
Het mooiste voorbeeld daarvan was uw niet te schatten bijdrage aan Mistero Buffo van Dario Fo, waarin als het ware een inventaris werd gemaakt van onze avondlandcultuur en liederen uit Sardinië, Toscane en Napels schouder aan schouder gezongen werden naast liederen uit onze traditie en we ons plots verbonden voelden over de grenzen heen.

Gij zijt Antwerpenaar, geboren in de Zirkstraat boven de winkel ‘le comptoir de Valence’ en
dat maakte u van bij uw geboorte kosmopoliet. De eerste geuren die ge rook waren die afkomstig van wijnen van Jerez en Malaga. En die geur dreef u naar de flamenco en de cante jondo, de diepe zang.
'Chato de Jerez,' schrijft ge in Flamencoschetsen, 'heeft mij Andalusisch leren praten, mij bulerias leren dansen en me laten zien dat flamenco oneindig veel meer is dan een intrigerende vorm, maar dat het voor alles een manier van denken is, van zijn, en dan wel: zijn met de nadruk op moed, de luciditeit van een bewuste levenswil, een gevecht met het fatale van onze beperkingen en een gevecht met de dood.'
Sta me toe dat ik hier de anecdote prijsgeef die ge me ooit toevertrouwde. Hoe ge op een morgen in Antwerpen een gitano ontmoette en informeerde hoe het met hem ging en hij spontaan antwoordde: 'Très bien, hier j’ai chanté flamand à Bruxelles.' Gisteren heb ik flamenco gezongen, wou hij zeggen en hij vertaalde flamenco heel letterlijk als Vlaams. Wat en fin de compte misschien nog zo slecht niet is.
Want wie een concert van u en Amparo heeft meegemaakt vergeet alle 'Iberische' exotiek en weet dat dit ritueel zich hier en nu afspeelt maar met 'een echo van een niet helemaal vergeten heidendom, de volheid van een moment, de sensuele betovering van muziek en zang, vermengd met de herinnering aan eeuwen van armoede en terreur.Flamenco is iets religieus. Het bevat sjamanistische elementen, zoals bij de soefi’s, die zingen om in trance te raken, om in contact te komen met Allah. Bij de flamenco is er geen god, alleen olé is overgebleven van die Allah. Dat komt voor uit het contact met de Moren, hoelang hebben die niet in Spanje, in Andalusië gezeten? Uiteindelijk neemt ge deel aan een grote beweging, een gist waaruit de Europese cultuur is ontstaan. De kracht van de flamenco ligt in het feit dat het een mengvorm is.'
U begrijpt, dames en heren, hier citeerde ik even de meester.
De maestro zoals hij hier vanavond feestelijk wordt genoemd. En terecht. Maar magister ware beter geweest want we moeten in ons enthousiasme om verschillende culturen met elkaar te confronteren nu ook niet zo ver gaan dat we in één begrip Italiaans en Latijn door elkaar halen. Wim voor mij zijt en blijft ge magister honoris causa
Meester Wannes komt maar binnen in de stilte van de kroeg, laat de wereld nu maar slapen, zet u eigen bij de ploeg.
Ik ben blij dat ge vanavond geëerd en gevierd wordt, dat ze u even uit de schaduw halen waar ge u doorgaans en met veel talent weet te verschuilen. Ik weet het wel in die lommerte beweegt ge u het beste, daar overschouwt ge de wereld en levert ge commentaar, daar bouwt ge uw vuurtoren, uw baken in de tijd en waarschuwt ge nu en dan de verloren zeelui opdat ze niet op de kaaien te pletter zouden varen.
En dat wordt zelden begrepen of zelfs ronduit misverstaan. Sta me toe daaromtrent te citeren uit een brief van u die ge me op 5mei 2002 stuurde.
Daaruit het volgende: 'Gisteren kreeg ik telefoon van een man die een reclamecampagne voorbereidt, uitgaande van de Vlaamse regering en die zal draaien rond leefbaarheid en nog wat begrippen van dezelfde familie( zoals patrimonium) en of ik me daarvoor wilde engageren? De man was beleefd en vriendelijk; ik heb er hem dus beleefd en vriendelijk op gewezen dat ik meer dan veertig jaar geleden deze materie op kritische wijze te berde heb gebracht in liederteksten waarvoor ik toen verguisd werd en als nestbevuiler gedoodverfd.
De man begreep me onmiddellijk. Hij deed zijn job voor de Vlaamse regering, maar hoe doorzichtig is dit toch, hoe doorstoken is deze kaart! De stad moet weer leven; we moeten weer respect krijgen voor het patrimonium! Dat moet ge tegen mij zeggen! Ik heb mijn stad zien verkopen, bespotten. De tijd dat ik er wakker van lag is voorbij, maar ik vind dat ze me nu gerust moeten laten.'
Helemaal gerust laten kunnen we u echter niet, Wim. Ge moet verstaan dat we u zullen blijven opzoeken en aan uw mouw zullen blijven trekken om verder te zingen, te musiceren en te publiceren. We zijn net als gij op zoek naar die ogenblikken waarop een tip van de sluier gelicht wordt en we voor, al is het maar een onooglijk klein moment, deelachtig worden aan die grote stroom van de tijd waarover ge het in Café Breughel hebt:

In de maat van de seizoenen
Vloeit den tijd lijk een rivier
Langs de tafels en de glazen en de wijn
En de gloed van café Breughel is een baken in de tijd
Veilig haven zonder spleen en zonder pijn
’t Is de schijn van een illusie die al lachend zal vergaan
onder ’t schetteren van jukebox en schalmei.

En om te bewijzen dat gij nog steeds op zoek zijt en altijd zoekende zult blijven, ben ik zo vrij uit nog een brief te citeren die ge mij op 5 juli van datzelfde jaar schreef uit Siena.

Ge hebt me gezegd dat ge daar ook al eens hebt gestaan op die Piazza del Campo van Siena. Dat maakt het gemakkelijker: ik hoef geen poging te ondernemen om haar te beschrijven. Ik kan een binnenweg nemen.
Een ontdekking zei ik, maar het is zoveel meer dan dat.
Het gaat hier niet om zomaar de eerste kennismaking met een bijzondere stad; er is meer aan de hand. Wat me vooral naar de keel heeft gegrepen is de mysterieuze taal die daar op mij is afgekomen. Ja, het woord is juist gekozen: het gaat om een taal, een zoemen in de diepte, iets dat nooit zwijgt maar zich ook nooit opdringt omdat het de innerlijke stilte van de beschouwer respecteert. Ik stond daar maar, met tranen in de ogen, alles op me toe te laten komen in duidelijk voelbare golven van… ja, van wat? Een mengeling van ontzag, verbazing, herkenning en ook dankbaarheid om het bestaan van dit trotse litteken van een Europa waarmee wij Vlamingen (voor één keer wil ik ons zo noemen) ooit zoveel te maken hadden, toen ze het nog niet over hun heilige eigenheid hadden, maar Europeanen waren en verdomd goed wisten waarom ze dat waren.
Tempi passati, niente da fare, zou ik met de Toscanen willen zeggen.
Deze kennismaking met het trotse maar ook zo tedere Siena heeft nieuwe wegen in mijn geest geopend, echt, dit is niet zomaar gedweep (het IS geen gedweep), maar een waarheid die als een golf van inzicht en ontroering over mij is gekomen.
Ge weet dat ik nog meer van dat soort ‘magische’ plaatsen in mijn arsenaal heb steken: de Mezquita in Cordoba, de Alignements van Carnac, steden als Lille, Lyon en Gent natuurlijk, die trouwens de enige stad in ons land is waar ook nog iets van die diepe stedelijkheid zoals ik ze in Siena heb opgesnoven, te voelen is. Maar ja, ik geloof nu echt dat ik daar op de Piazza del Campo, iets als een lotsbestemming in de ogen heb gekeken. Onbeschrijfelijk, dat gevoel van bijna vertedering! Ik moet daar terug naartoe, wanneer of hoe kan me niet schelen, maar ooit zal ik het doen, me weer totaal kind voelen worden op de stenen van dat ‘campo’. Ik raakte het woord dankbaarheid reeds aan op de vorige bladzijde. Wel, ik ben de schikgodinnen dankbaar dat ze mijn draad naar Siena zijn blijven spinnen en hem niet voortijdig hebben doorgeknipt. Ik ben er echt een stuk door gegroeid. In alle richtingen. Gelijk of dat ’t moet!”
Tot zover die prachtige brief van drie jaar geleden.
Beste Wim, ik besef ten volle dat ik zeer onvolledig ben geweest in het schetsen van uw werkzaamheden. Ik had een grote projector moeten meebrengen om een aantal van de zeefdrukken uit uw bibliofiele uitgave Terzijde te kunnen tonen aan de zaal en om een beeld te geven van de talloze prachtige poppen die ge gesneden hebt voor uw poppentheater Water en wijn.
Maar wat ik ook zou proberen steeds zou ik met het gevoel blijven zitten dat ik het voornaamste ben vergeten. De betovering die ontstaat als ge ons meeneemt naar die verre streken die we allemaal blijken in ons mee te dragen, waar we enkel nog slechts een vage herinnering aan hebben overgehouden maar die door uw meesterschap
uit haar slaap wordt gewekt.
Meester Wannes komt maar binnen in de lichten van de kroeg, laat de blinden maar verzuipen, zet uw eigen bij de ploeg.
In navolging van Woody Guthrie in zijn ode aan Sacco en Vanzetti wilde ik hier enkel het volgende zeggen: héhé Wannes Van de Velde, héhé Wannes Van de Velde, héhé Wannes Van de Velde I just wanna
sing your name.

01 januari 2006

Het hol van de vos

theaterMalpertuis wenst u het allerbeste voor 2006!
Wij willen het jaar goed inzetten met de start van onze weblog Het hol van de vos.
Voor algemene informatie over onze producties (korte inhoud, speellijst, ...) kan u nog steeds terecht op de website van theaterMalpertuis.
Uitgebreidere en meer up-to-date informatie over onze activiteiten vindt u vanaf vandaag in Het hol van de vos.
En er is meer: de huisartiesten van theaterMalpertuis laten hier weten waar ze mee bezig zijn en wat hen verder zoal bezig houdt.
Uzelf kan er reageren op deze berichten en natuurlijk ook op onze voorstellingen.
Wij hopen van harte dat u dat ook gaat doen.