19 oktober 2007

Goedbedoelende mensen kietelen

Jo Van Damme – bij het grote publiek bekend als columnist, journalist en televisiefiguur – heeft haast ongemerkt ook al zes theaterstukken geschreven. Met De jongens (43 voorstellingen) en En maar niet willen sneeuwen... (39 voorstellingen) is hij dit seizoen misschien zelfs de meest gespeelde Vlaamse auteur. Maar of hij een échte toneelschrijver is, weet hij nog altijd niet...

Ik ben een beetje toevallig het theater ingerold. Bob De Moor vroeg mij om een monoloog te schrijven, maar ik had dat eerder begrepen als een conference, zoals de titel van het stuk – De conference – ook aangaf. Er zat wel een dun verhaallijntje in, maar in wezen was dat toch een reeks aan elkaar geplakte grappen. Daarna ben ik mijn stukken wel meer gaan uitwerken, maar ik weet nog altijd niet of het echt toneel is.

Het schrijven van dialogen gaat je in ieder geval goed af.

Ik vind een dialoog schrijven veel gemakkelijker dan een monoloog. Ik stel mij voor dat die personages in een bepaalde situatie zitten en dan rollen de woorden er gewoon uit. Ik hoor ze, vaak zonder dat ik er achteraf een woord aan moet veranderen. Natuurlijk gaat daar wel denkwerk aan vooraf. Als ik het eerste woord op papier zet, weet ik al ongeveer waar ik ga eindigen. Ik heb het scenario min of meer in mijn hoofd. Ik ken mijn personages. Het schrijven zelf is eigenlijk heel gemakkelijk. Hou het stil.

Humor is je belangrijkste wapen. Wat is een goede grap?

Buster Keaton die uit een meelton oprijst. Een goede grap moet een zekere tristesse hebben, vind ik. Humor heeft ook te maken met de persoon die de grap uitspreekt. Een slechte komiek heeft als houding: ‘Kijk eens hoe grappig ik ben!’. Met al dan niet daar aan toegevoegd: ‘En wie niet lacht is een domme klootzak.’ De beste komieken zijn zielepoten, schlemielen... ze kunnen niet anders dan zichzelf te relativeren. Ze hebben iets kwetsbaars en beklagenswaardigs in zich, maar tegelijk ook een gevaarlijk kantje.

Jouw humor is toch ook satirisch. Politici en mediafiguren moeten er in je stukken consequent aan geloven.

Misschien, maar ik heb het eigenlijk meer gemunt op de ‘weldenkende’ mensen en op wat als ‘weldenkend’ wordt aangenomen. De dingen waar we zogenaamd van moeten uitgaan, terwijl ze in wezen zeer tijdelijk en modieus zijn.
De ene dag moet je kiwi’s eten omdat kiwi’s gezond zijn en wie geen kiwi’s eet is achterlijk. Een dag later moet je geloven dat één kiwi voor een even grote CO2-uitstoot zorgt als honderdvijftig kilometer met de auto rijden. Vandaag moeten we ons zorgen maken over het milieu, over een paar jaar zal er een ander en nog dringender onheil op ons afkomen. Natuurlijk zijn die dingen méér dan alleen maar mode, maar ze worden ons wel als een modieus product geserveerd. Door de media, door onze jachtige manier van leven en wat weet ik nog allemaal, zijn we kennelijk niet meer in staat om het grotere beeld te zien. Even zijn we het er collectief over eens dat de tsunami het ergste is wat er ooit gebeurd is en dat we die mensen moeten helpen, maar twee maanden later zeggen we: ‘Spleetogen, trek uw plan!’ De ene week geniet Darfur even onze aandacht, maar de week nadien blijkt de kleine Maddy MacCann toch een knuffelbaarder onderwerp. En ondertussen hevig verongelijkt zijn over ons eigen beklagenswaardige lot, want wij zitten tenslotte nog altijd met die Walen die ons naar de rand van de armoede duwen. Ik ben zelf geen haar beter hoor, maar af en toe herinner ik mij toch nog eens iets en dan val ik mensen lastig met een inconsequentie. Ik vind het merkwaardig dat mensen dat zo snel vergeten. Yves Leterme zegt een week voor de verkiezingen dat mensen met een hoofddoek zich maar moeten aanpassen en wordt vervolgens uitgeroepen tot Vlaanderens El Simpàtico. Vreemd. De democraat Bart De Wever die op een foto grijnzend poseert met fascist Jean-Marie Le Pen en dan achteraf zegt dat hij daar gewoon uit interesse was. Merkwaardig.

Het personage Myriam in En maar niet willen sneeuwen... is ook iemand die bezig is ‘met het klimaat en zo’. De zogenaamd oppervlakkige Vicky gooit haar voor de voeten dat ze toch maar mooi met de auto meegekomen is...

Je moet tegenwoordig met een hybride auto rijden. Maar het produceren van zo’n auto is wel slechter voor het milieu dan het produceren van een gewone auto. Naast mijn huis is er een punt waar mensen hun onbespoten groenten kunnen komen ophalen. Die mensen komen van kilometers ver en staan daar dan vijf minuten met draaiende motor om hun onbespoten groenten op te halen. Waarom doen die mensen dat? ‘Het is veel beter, veel gezonder, ...’ Right.

Je richt je pijlen op mensen die misschien een beetje kortzichtig zijn, maar die het tenminste wel goed bedoelen. Zijn zij dan de grootste kwaal in onze maatschappij?

Wellicht niet. Ik hoor waarschijnlijk zelf tot dat slag. Maar goedbedoelende mensen mogen toch ook een beetje gekieteld worden?

Toen je aan En maar niet willen sneeuwen... begon, wist je dat het een stuk zou worden voor twee vrouwen. Was dat meteen een vertrekpunt?

Nee, ik was daar een beetje voor op mijn hoede, maar gaandeweg zijn er toch ‘vrouwelijke’ thema’s ingeslopen. Een jaar of dertig, veertig geleden hadden we het feminisme. Vrouwen mochten hun haar niet wassen en hun oksels niet meer scheren, ze moesten een tuinbroek aantrekken en mochten zeker niet hun seksualiteit laten uitbuiten door de mannen. Maar de mascottes en rolmodellen van deze tijd zijn geen denkende tuinbroeken meer, maar puberale meisjes die trots hun borsten en hun getatoeëerde bilspleet tonen. Nu heet het juist bevrijdend en een vorm van emancipatie als je als vrouw hetzelfde doet als wat mannen altijd al deden: de hufter uitgangen, porno kijken en je winden in brand steken. Paaldansen hoort tot de brede volkscultuur. Nieuwsankers en politica zijn jong en mooi, ze tonen een beetje cleavage, en mogen best hun benen laten zien. Voor het hoger doel. Het wordt, geloof ik, allemaal postfeminisme genoemd. Ga daar als veertigjarige vrouw, zoals de personages in En maar niet willen sneeuwen, maar eens aanstaan.

Interview: Danny Keuppens

En maar niet willen sneeuwen...




Twee oude vriendinnen komen elkaar na twintig jaar opnieuw tegen.
‘Wat voor werk doet ge?’
‘Hebt ge kinderen?’
‘En wat doet ge voor de rest?’
Daarna valt zo’n gesprek meestal stil.
‘Ik bel u,’ wordt er nog gezegd bij het afscheid.
Dat gebeurt natuurlijk nooit.
Maar Myriam en Vicky doen het wel.
Zij hebben elkaar dan ook nog het één en ander te vertellen...

‘Vrouwen hebben geen gevoel voor humor.’
Het wordt nog al te vaak gezegd.
Mieke De Groote en Tania Van der Sanden slaan de handen in elkaar om een vrouwelijke kijk op leven en werken te geven.
Een kijk met van de pot gerukte humor, slapstick en buitensporige grappen.
En inhoud, jazeker: naijver, tot mislukken gedoemde relaties, onvervulde verlangens, onderdrukte lesbische neigingen, ongewenste lustaanvallen, ...
Waarover zullen deze dames het nog hebben?
Ze gaan toch niet zomaar op de mannen zitten kakken?
Het valt te vrezen!
Maar ongetwijfeld zal de voorstelling ook een keerzijde hebben.
Want er hangt van alles in de lucht.
Maar het wil maar niet sneeuwen...

Tekst: Jo Van Damme
Spel: Mieke De Groote en Tania Van der Sanden
Regie: Bob De Moor
Productie: theaterMalpertuis
Première: 22 oktober 2007
De volledig speellijst is terug te vinden op de website.

Filip Vanluchene aan Bob De Moor

Dag Bob,

Bij mijn weten was De brug van Geert Mak het boekenweekgeschenk van maart 2007. Liggen de boeken van Mak nu al na amper zes maand bij De Slegte ? Dat terwijl het boek van het schoonmaakprogramma van VTM (Proper met Maria en Sien of zoiets) al aan de zevende herdruk toe is, ook al in zes maand denk ik. Ge houdt het niet voor mogelijk hoeveel onzin er dagelijks herdrukt wordt, die verpletterende stapel nonsens drumt alles van waarde weg in de boekenwinkels. Zoals de verpletterende lawine onnozelheid alle kwaliteit heeft weggedrumd op TV, op de eadio. Nu hebben ze ook alle sérieux van Radio 1 verbannen en vervangen door jodel-dodel-trienen die de hele dag kweddelen alsof ze een koffietje aan het drinken zijn na een namiddagje shoppen. Ik luister nu werkelijk alleen nog naar Klara, maar warempel, de ziekte blijkt ook daar aan het doorbreken. De wellnessmicroben rukken onverbiddelijk op. Trendy. Lounge. Lifestyle. Knack-weekendmagazine op glanzend papier.
Giorgio Armani. George Clooney, no Martini… no party.
Ik ga het u zeggen maat: daardoor begint het in onze hoofden te klutsen, door die gigantische overdosis wervende non-informatie. Er kan geen camion passeren of er staat een boodschap op, de brievenbussen puilen uit, overal gratis kranten, folders, flyers, spam in de mailbox.
Ik ben aan het trainen om werkelijk niets van die dingen meer te lezen, te bekijken, te beluisteren. De TV gaat slechts sporadisch nog aan, maar steeds minder en minder. Geen radio, of af en toe eens heel stil op Klara, op de achtergrond. Weg kijken van alle affiches. Ja, het is trainen, hard trainen, want ze zitten overal achter uw vodden. Het is als een horde uitgehongerde wolven die u op de hielen zit, en maar lopen, lopen voor uw leven.
Maar het loont. Ik houd het al een hele tijd vol. Doe mij na. De hard disk systematisch laten leeglopen. Niets lezen, zeker geen kranten en weekbladen. Absoluut niet naar de cinema, of naar het Toneelhuis of andere spektakels met grote decors (levensgevaarlijk!). Zelfs zuinig zijn met de goede dingen, met goede boeken en schilderijen. Gij leest zelfs veel te veel goede boeken, als ik u niet zou tegenhouden zoudt gij de hele bibliotheek van Alexandrië willen verslinden. Begin er niet aan, maat, vroeg of laat steken ze ze toch weer in brand.
Wat ge af en toe wel nog moogt doen is naar een goed sober toneelstuk gaan kijken. Vrolijk of triestig, het maakt niet uit, als er maar geen videos of soundwalls meespelen. Het is echt aangenaam. Ze doen zachtjes het licht uit in de zaal. De deuren worden dichtgedaan. Niemand knabbelt nootjes of popcorn. Iedereen zet zijn gsm af. Het licht gaat aan op de scène en er begint iets levends en echts alleen voor de gegadigden die daar uit vrije wil zitten. Och, het zal wel eens tegenvallen, maar dan kunt ge ongemerkt een dutje doen. Ga bijvoorbeeld eens naar Citytrip kijken, het duurt maar een uur en een kwartier. Het is van een amateurschrijverke, uit West-Vlaanderen denk ik, geen bekende alleszins, maar ik kan zijn naam niet onthouden. Er is niet veel decor maar het zijn wel drie fantastische acteurs en de regie is heerlijk simpel en helder. Ik heb er echt deugd van gehad. De moeite om eens te gaan kijken, maat. Ik weet niet of ze het nog veel spelen, misschien moet ge rap zijn.
Dit was een goede raad van nonkel Kaat.

Filip.

Bob De Moor aan Filip Vanluchene

Tegendraadse vriend,

Ik schrijf regelmatig dingen op. Om er beter over te kunnen denken. Of om mijn geheugen wat te helpen als ik me iets wens te herinneren.
Ik denk dan: wat ik heb opgeschreven dat is onveranderlijk, want het staat er zwart op wit.
Toch gebeurt het nog dat ik zelfs twijfel aan wat er geschreven staat.
Bijna steeds als ik geconfronteerd word met een andere mening dan de mijne ben ik geneigd te denken dat mijn herinnering fout zit en dat ik de dingen anders ben gaan interpreteren met de loop der jaren.
Mijn dagboek kan me daar dan soms bij helpen. Alhoewel het zelfs af en toe mijn herinneringen tegenspreekt.
Mijn kijk durft al eens veranderen naarmate de tijd loopt.
Hoe dikwijls heb ik het niet meegemaakt dat mensen me op dingen attent maken, dingen die ik gezegd of gedaan zou hebben, maar waar ik helemaal niets meer van weet? Als dat maar een paar keren gebeurt, ben je er zeker van dat de ander zich vergist. Gebeurt het echter regelmatig dan slaat de twijfel toe: waarom weet ik dat niet meer? Waarom zou de ander gelijk moeten hebben?
Maar nu onlangs gebeurde het volgende. Een vriend van me had me ooit het boek De brug van Geert Mak, het Boekenweekgeschenk 2007 in Nederland, ten zeerste aanbevolen. Toen ik het op een dag bij De Slegte aantrof, aarzelde ik geen moment en schafte het mij ter plekke aan.
Vorige week zie ik mijn vriend weer en ik dank hem voor de tip die hij me indertijd gaf. ‘Ik heb dat boek nooit gelezen,’ zegt hij, ‘Ik ken het niet eens.’
Verstaat ge? Dan twijfelt ge.
Is dit een droom of was de vorige keer er één?
Ik durf niet eens in mijn boek gaan neuzen of ik er destijds iets over geschreven heb.
Maar ik meen me toch te herinneren dat gij na de première van Citytrip heel blij waart.
Nee, ik ben daar zeker van.
En ik was blij met u.
Nogmaals merci voor dit kleinood.

Tot gauw!

Bob

05 oktober 2007

Vergeefse volksverheffing

Tijdens het laatste weekend van september vierde theaterMalpertuis zijn veertigjarig bestaan. In het kader daarvan was er ook een debat onder de titel Je moet niet doen alsof alles hetzelfde is, naar het gelijknamige boek van Jacques Kruithof. Ter inleiding schreef Benno Barnard volgende tekst:

In zijn pamflet Je moet niet doen of alles hetzelfde is (Atlas, 2006) aanschouwt Jacques Kruithof – Nederlands schrijver en cultuurcriticus – de stuiptrekkingen van de Westerse beschaving. Het is een luidruchtig spektakel, dat hem inspireert tot ‘suggesties voor hoe het verder moet’, maar dat zijn nobele wanhoopspogingen, zoals hijzelf ook wel zal beseffen.
Het gepeupel spijst zich met wat het in de vuilnisbak aantreft. Die vuilnisbak is driekwart van wat de televisie en de geschreven media ons opdissen. Maar niet het volk ergert mij, die een beetje liefhebber in de ondergang van het Avondland – het is de elite die me kwaad maakt. Politici, academici, journalisten en zelfs schrijvers plegen vrijwel onophoudelijk verraad aan de oude sociaal-democratische droom van de volksverheffing; ze collaboreren met het cultureel-industriële complex, dat de vuilnis produceert, en velen onder hen, de politici voorop, zouden liever lobotomie ondergaan dan in het openbaar op een literair citaat te worden betrapt.
Er zijn meer mensen dan ooit die kunnen lezen en schrijven, maar dertig procent van de bevolking stemt extremistisch en tachtig procent drukt zich uit in een of ander boerentaaltje dat ondertiteling behoeft. Iedere tweede journalist in Vlaanderen schrijft ‘voor zij die haar geweld aandoen’ in plaats van ‘voor hen die haar geweld aandoen’ – de dativus en accusativus zijn fossielen die binnenkort alleen nog worden aangetroffen bij opgravingen van bibliotheken uit de Beschaving van Gutenberg. Intussen verstijft de Nederlandse Taalunie van angst bij de gedachte dat zij ook wel eens normerend zou kunnen optreden; dat zou immers indruisen tegen het democratische recht op onwetendheid.
De hele cultuur die mij zo dierbaar is, is bezig te veranderen in een spijkerschrift op kleitabletten, dat enkel nog door specialisten ontcijferd zal kunnen worden.
Ik grom dus instemmend wanneer iemand over dit alles zijn beklag doet. Wat u hier hoort is het gegrom van een ouwe beer met een bloedende poot, die in de val van de moderniteit is getrapt.
Kruithof heeft het vanzelfsprekend over onderwijs. In Vlaanderen beheert een sociaal-democraat het bewuste departement. Van zo iemand zou je verwachten dat hij zich bewust is van het nut van historische kennis in een land waar de geschiedenis zoveel extremisme heeft gebaard. Maar mijn kinderen krijgen geen geschiedenisonderwijs, wel gratis potloden; er worden hun volstrekt nutteloze sneeuwklassen opgedrongen, maar een museum hebben ze nog nooit bezocht.
En de gelijke kansen dan, dat stokpaard van linkse ministers? Arme ouwe knol, afgejakkerd door onbekwame ruiters! Het gelijkst haalbare zijn goede scholen voor iedereen en leerplicht vanaf drie jaar; maar waarlijk gelijke kansen zijn enkel mogelijk in een totalitaire staat, die de kinderen aan het ouderlijk gezag onttrekt, zoals Thomas Moore ons al vijfhonderd jaar geleden duidelijk heeft gemaakt in Utopia. De gratis potloden en schriften drukken nu juist de utopische onmogelijkheid van ware gelijkheid uit.
Toen ik lesgaf aan het RITS in Brussel, aan studenten die allemaal
humaniora hadden gevolgd, moest ik niet alleen uitleggen wie Thomas Moore was en wat de humanistische cultuur inhield – maar ook wat het verband was tussen de Eerste Wereldoorlog, de Vlaamse emancipatie en het huidige Vlaamse fascisme. Ook maakte ik duidelijk dat het klokgebeier dat ze hoorden de begrafenis van onze beschaving aankondigde.
Met enige regelmaat vertellen we onszelf dat we het beste onderwijs ter wereld hebben, maar klaarblijkelijk behoren de vakken moedertaal, geschiedenis, aardrijkskunde en muziek daar niet toe. En het zal er niet op verbeteren. Nu we bezig zijn het Frans in te ruilen voor het Engels, zijn we straks in plaats van drietalig even banaal tweetalig als de rest van Europa. Ondertussen neemt het flamingantisme de Vlamingen wel het Frans af, maar is het er nog altijd niet in geslaagd hun het Nederlands te schenken. Kijk in mijn glazen oog! Het wordt nog veel erger.
Ook iets wat me door Kruithof uit het hart is gegrepen: de walgelijke lafheid van bewindslieden ten overstaan van ‘jongeren en allochtonen’. Een recente Nederlandse staatssecretaris van cultuur – natuurlijk weer een lid van de partij der volksverlakkers, de PvdA, die het Nederlandse onderwijs met zoveel grondigheid heeft verwoest dat je haast om een interventie van VN-troepen zou vragen – vond vitrines in musea ‘stoffig en saai’: weg ermee, er moesten doelgroepen worden blij gemaakt, er moest aan ‘klanttevredenheid’ worden gedaan.
Interactief zult gij uit uw vuilnisbak vreten, o gepeupel.
Is de domheid van de linkse beleidsmakers nog een nagekomen rekening van de jaren zestig? Onbegrijpelijk genoeg hebben ze zich – aangevuurd door de academische verraders die ‘cultural studies’ en soortgelijke vakken doceren – weerloos uitgeleverd aan het eertijds zo verfoeide kapitalistische systeem van vraag en aanbod. Onze Vlaamse minister van cultuur bemint de jongerencultuur als zodanig, zonder van enig kwaliteitsonderscheid te willen weten, zonder te begrijpen dat geen enkele groep gevoeliger is voor alle rotzooi die de industrie haar oplepelt. De verantwoordelijken bij de VRT staren als konijnen naar het westen, alsof de filmkunst in continentaal Europa nog niet is uitgevonden. En dan de kwaliteitskranten! In De Morgen kwam ik onlangs een mij onbekende presentatrice tegen, een zekere An Lemmens, die een hele pagina kreeg aangeboden om over haar puberale muzikale voorkeuren uit te weiden. Ik wil u één citaat niet onthouden: ‘Mijn ouders waren muzikaal een complete ramp. Ik ben opgegroeid met klassieke muziek en gregoriaanse gezangen. Ik moest ook naar de muziekacademie en leerde pianospelen. Ik heb me gigantisch tegen die hardcore klassieke opvoeding afgezet.’
De ondergang van een wereld en de geboorte van een nieuwe is een religieuze sensatie. Maar zoals Kruithof opmerkt: in de jaren zestig was er tenminste sprake van elan en vuur en geestdrift. Er zou ‘een grote schoonmaak onder verstarde denkbeelden en zeden’ komen, ‘een klassenstrijd om van het kapitalisme verlost te raken’. Dat alles is grandioos mislukt. De industrie heeft gewonnen. Thans verlustigen de woordvoerders van de verandering zich wel in de ondergang van de oude waarden, maar ze stellen er het waardeloze tegenover. En links, waarvan ik – zo geconditioneerd door mijn opvoeding –altijd hoopte dat het ooit weer de volksverheffing zou nastreven, bestaat tegenwoordig uit een hoop treurige klerken, met de ruggengraat van een weekdier.
Benno Barnard

01 oktober 2007

Boer zoekt aandeel

Liv Laveyne recenseerde Citytrip voor De Morgen:

In Citytrip halen theater Malpertuis en De Tijd de Vlaamse ondernemingszin door de mangel met een weinig verbloemde sneer naar Lernout & Hauspie.
Met zijn drieën staan ze op een hellende tegelvloer: Dirk Buyse, Jurgen Delnaet en Bob De Moor in hun ‘beste broek en veste’, elk op een vierkante meter de samba dansend. Er is dan ook reden tot feest: de twee West-Vlaamse ondernemers Reginald en Roland, uitvinders van een spraakchip, zullen eigenhandig de toren van Babel naar beneden halen, roepen ze. Maar daarvoor is geld nodig: in hun zoektocht naar investeerders strooien ze de goedgelovige lokale zieltjes zand in de ogen en vliegen van de ene naar de andere internationale bestemming. Think big, vindt ook boer Gilbert en hij heeft het niet over zijn varken. Hij sloopt de historische meidoornhaag, zodat de ondernemers met hun 4x4's kunnen passeren en gaat met een schoendoos vol geld en zijn snoeischaar zijn geluk beproeven in den Ameriek. Niet dat er veel verandert: uit zijn mond klinkt Little Harlem gewoon als Geluveld.
Want auteur Filip Vanluchene mag dan ditmaal zijn personages uit de Vlaamse klei hebben getrokken, de modderkluiten veegt ge er niet zo maar van af, blijkt uit de taaltjesmix van West-Vlaams en hippe Engelse termen. Is verhogen en verdiepen het motto van elke onderneming, dan zoekt Vanluchene het vooral in de verbreding: de ontwikkeling van de karakters is ondergeschikt aan de scherpe dolkomische satire. De personages vergalopperen zich steeds verder in hun ambitie, tot blijkt dat ze niet de toren van Babel hebben afgebroken, maar een luchtkasteel gebouwd. De magerste zwiens tieren het luudst, luidt de West-Vlaamse boerenwijsheid. Het is een moraal die nog lang zal weerklinken in Flanders Language Valley als de boer op zijn tractor passeert. Langs de heraangelegde meidoornhaag.