Goedbedoelende mensen kietelen
Jo Van Damme – bij het grote publiek bekend als columnist, journalist en televisiefiguur – heeft haast ongemerkt ook al zes theaterstukken geschreven. Met De jongens (43 voorstellingen) en En maar niet willen sneeuwen... (39 voorstellingen) is hij dit seizoen misschien zelfs de meest gespeelde Vlaamse auteur. Maar of hij een échte toneelschrijver is, weet hij nog altijd niet...
Ik ben een beetje toevallig het theater ingerold. Bob De Moor vroeg mij om een monoloog te schrijven, maar ik had dat eerder begrepen als een conference, zoals de titel van het stuk – De conference – ook aangaf. Er zat wel een dun verhaallijntje in, maar in wezen was dat toch een reeks aan elkaar geplakte grappen. Daarna ben ik mijn stukken wel meer gaan uitwerken, maar ik weet nog altijd niet of het echt toneel is.
Het schrijven van dialogen gaat je in ieder geval goed af.
Ik vind een dialoog schrijven veel gemakkelijker dan een monoloog. Ik stel mij voor dat die personages in een bepaalde situatie zitten en dan rollen de woorden er gewoon uit. Ik hoor ze, vaak zonder dat ik er achteraf een woord aan moet veranderen. Natuurlijk gaat daar wel denkwerk aan vooraf. Als ik het eerste woord op papier zet, weet ik al ongeveer waar ik ga eindigen. Ik heb het scenario min of meer in mijn hoofd. Ik ken mijn personages. Het schrijven zelf is eigenlijk heel gemakkelijk. Hou het stil.
Humor is je belangrijkste wapen. Wat is een goede grap?
Buster Keaton die uit een meelton oprijst. Een goede grap moet een zekere tristesse hebben, vind ik. Humor heeft ook te maken met de persoon die de grap uitspreekt. Een slechte komiek heeft als houding: ‘Kijk eens hoe grappig ik ben!’. Met al dan niet daar aan toegevoegd: ‘En wie niet lacht is een domme klootzak.’ De beste komieken zijn zielepoten, schlemielen... ze kunnen niet anders dan zichzelf te relativeren. Ze hebben iets kwetsbaars en beklagenswaardigs in zich, maar tegelijk ook een gevaarlijk kantje.
Jouw humor is toch ook satirisch. Politici en mediafiguren moeten er in je stukken consequent aan geloven.
Misschien, maar ik heb het eigenlijk meer gemunt op de ‘weldenkende’ mensen en op wat als ‘weldenkend’ wordt aangenomen. De dingen waar we zogenaamd van moeten uitgaan, terwijl ze in wezen zeer tijdelijk en modieus zijn.
De ene dag moet je kiwi’s eten omdat kiwi’s gezond zijn en wie geen kiwi’s eet is achterlijk. Een dag later moet je geloven dat één kiwi voor een even grote CO2-uitstoot zorgt als honderdvijftig kilometer met de auto rijden. Vandaag moeten we ons zorgen maken over het milieu, over een paar jaar zal er een ander en nog dringender onheil op ons afkomen. Natuurlijk zijn die dingen méér dan alleen maar mode, maar ze worden ons wel als een modieus product geserveerd. Door de media, door onze jachtige manier van leven en wat weet ik nog allemaal, zijn we kennelijk niet meer in staat om het grotere beeld te zien. Even zijn we het er collectief over eens dat de tsunami het ergste is wat er ooit gebeurd is en dat we die mensen moeten helpen, maar twee maanden later zeggen we: ‘Spleetogen, trek uw plan!’ De ene week geniet Darfur even onze aandacht, maar de week nadien blijkt de kleine Maddy MacCann toch een knuffelbaarder onderwerp. En ondertussen hevig verongelijkt zijn over ons eigen beklagenswaardige lot, want wij zitten tenslotte nog altijd met die Walen die ons naar de rand van de armoede duwen. Ik ben zelf geen haar beter hoor, maar af en toe herinner ik mij toch nog eens iets en dan val ik mensen lastig met een inconsequentie. Ik vind het merkwaardig dat mensen dat zo snel vergeten. Yves Leterme zegt een week voor de verkiezingen dat mensen met een hoofddoek zich maar moeten aanpassen en wordt vervolgens uitgeroepen tot Vlaanderens El Simpàtico. Vreemd. De democraat Bart De Wever die op een foto grijnzend poseert met fascist Jean-Marie Le Pen en dan achteraf zegt dat hij daar gewoon uit interesse was. Merkwaardig.
Het personage Myriam in En maar niet willen sneeuwen... is ook iemand die bezig is ‘met het klimaat en zo’. De zogenaamd oppervlakkige Vicky gooit haar voor de voeten dat ze toch maar mooi met de auto meegekomen is...
Je moet tegenwoordig met een hybride auto rijden. Maar het produceren van zo’n auto is wel slechter voor het milieu dan het produceren van een gewone auto. Naast mijn huis is er een punt waar mensen hun onbespoten groenten kunnen komen ophalen. Die mensen komen van kilometers ver en staan daar dan vijf minuten met draaiende motor om hun onbespoten groenten op te halen. Waarom doen die mensen dat? ‘Het is veel beter, veel gezonder, ...’ Right.
Je richt je pijlen op mensen die misschien een beetje kortzichtig zijn, maar die het tenminste wel goed bedoelen. Zijn zij dan de grootste kwaal in onze maatschappij?
Wellicht niet. Ik hoor waarschijnlijk zelf tot dat slag. Maar goedbedoelende mensen mogen toch ook een beetje gekieteld worden?
Toen je aan En maar niet willen sneeuwen... begon, wist je dat het een stuk zou worden voor twee vrouwen. Was dat meteen een vertrekpunt?
Nee, ik was daar een beetje voor op mijn hoede, maar gaandeweg zijn er toch ‘vrouwelijke’ thema’s ingeslopen. Een jaar of dertig, veertig geleden hadden we het feminisme. Vrouwen mochten hun haar niet wassen en hun oksels niet meer scheren, ze moesten een tuinbroek aantrekken en mochten zeker niet hun seksualiteit laten uitbuiten door de mannen. Maar de mascottes en rolmodellen van deze tijd zijn geen denkende tuinbroeken meer, maar puberale meisjes die trots hun borsten en hun getatoeëerde bilspleet tonen. Nu heet het juist bevrijdend en een vorm van emancipatie als je als vrouw hetzelfde doet als wat mannen altijd al deden: de hufter uitgangen, porno kijken en je winden in brand steken. Paaldansen hoort tot de brede volkscultuur. Nieuwsankers en politica zijn jong en mooi, ze tonen een beetje cleavage, en mogen best hun benen laten zien. Voor het hoger doel. Het wordt, geloof ik, allemaal postfeminisme genoemd. Ga daar als veertigjarige vrouw, zoals de personages in En maar niet willen sneeuwen, maar eens aanstaan.
Interview: Danny Keuppens
Ik ben een beetje toevallig het theater ingerold. Bob De Moor vroeg mij om een monoloog te schrijven, maar ik had dat eerder begrepen als een conference, zoals de titel van het stuk – De conference – ook aangaf. Er zat wel een dun verhaallijntje in, maar in wezen was dat toch een reeks aan elkaar geplakte grappen. Daarna ben ik mijn stukken wel meer gaan uitwerken, maar ik weet nog altijd niet of het echt toneel is.
Het schrijven van dialogen gaat je in ieder geval goed af.
Ik vind een dialoog schrijven veel gemakkelijker dan een monoloog. Ik stel mij voor dat die personages in een bepaalde situatie zitten en dan rollen de woorden er gewoon uit. Ik hoor ze, vaak zonder dat ik er achteraf een woord aan moet veranderen. Natuurlijk gaat daar wel denkwerk aan vooraf. Als ik het eerste woord op papier zet, weet ik al ongeveer waar ik ga eindigen. Ik heb het scenario min of meer in mijn hoofd. Ik ken mijn personages. Het schrijven zelf is eigenlijk heel gemakkelijk. Hou het stil.
Humor is je belangrijkste wapen. Wat is een goede grap?
Buster Keaton die uit een meelton oprijst. Een goede grap moet een zekere tristesse hebben, vind ik. Humor heeft ook te maken met de persoon die de grap uitspreekt. Een slechte komiek heeft als houding: ‘Kijk eens hoe grappig ik ben!’. Met al dan niet daar aan toegevoegd: ‘En wie niet lacht is een domme klootzak.’ De beste komieken zijn zielepoten, schlemielen... ze kunnen niet anders dan zichzelf te relativeren. Ze hebben iets kwetsbaars en beklagenswaardigs in zich, maar tegelijk ook een gevaarlijk kantje.
Jouw humor is toch ook satirisch. Politici en mediafiguren moeten er in je stukken consequent aan geloven.
Misschien, maar ik heb het eigenlijk meer gemunt op de ‘weldenkende’ mensen en op wat als ‘weldenkend’ wordt aangenomen. De dingen waar we zogenaamd van moeten uitgaan, terwijl ze in wezen zeer tijdelijk en modieus zijn.
De ene dag moet je kiwi’s eten omdat kiwi’s gezond zijn en wie geen kiwi’s eet is achterlijk. Een dag later moet je geloven dat één kiwi voor een even grote CO2-uitstoot zorgt als honderdvijftig kilometer met de auto rijden. Vandaag moeten we ons zorgen maken over het milieu, over een paar jaar zal er een ander en nog dringender onheil op ons afkomen. Natuurlijk zijn die dingen méér dan alleen maar mode, maar ze worden ons wel als een modieus product geserveerd. Door de media, door onze jachtige manier van leven en wat weet ik nog allemaal, zijn we kennelijk niet meer in staat om het grotere beeld te zien. Even zijn we het er collectief over eens dat de tsunami het ergste is wat er ooit gebeurd is en dat we die mensen moeten helpen, maar twee maanden later zeggen we: ‘Spleetogen, trek uw plan!’ De ene week geniet Darfur even onze aandacht, maar de week nadien blijkt de kleine Maddy MacCann toch een knuffelbaarder onderwerp. En ondertussen hevig verongelijkt zijn over ons eigen beklagenswaardige lot, want wij zitten tenslotte nog altijd met die Walen die ons naar de rand van de armoede duwen. Ik ben zelf geen haar beter hoor, maar af en toe herinner ik mij toch nog eens iets en dan val ik mensen lastig met een inconsequentie. Ik vind het merkwaardig dat mensen dat zo snel vergeten. Yves Leterme zegt een week voor de verkiezingen dat mensen met een hoofddoek zich maar moeten aanpassen en wordt vervolgens uitgeroepen tot Vlaanderens El Simpàtico. Vreemd. De democraat Bart De Wever die op een foto grijnzend poseert met fascist Jean-Marie Le Pen en dan achteraf zegt dat hij daar gewoon uit interesse was. Merkwaardig.
Het personage Myriam in En maar niet willen sneeuwen... is ook iemand die bezig is ‘met het klimaat en zo’. De zogenaamd oppervlakkige Vicky gooit haar voor de voeten dat ze toch maar mooi met de auto meegekomen is...
Je moet tegenwoordig met een hybride auto rijden. Maar het produceren van zo’n auto is wel slechter voor het milieu dan het produceren van een gewone auto. Naast mijn huis is er een punt waar mensen hun onbespoten groenten kunnen komen ophalen. Die mensen komen van kilometers ver en staan daar dan vijf minuten met draaiende motor om hun onbespoten groenten op te halen. Waarom doen die mensen dat? ‘Het is veel beter, veel gezonder, ...’ Right.
Je richt je pijlen op mensen die misschien een beetje kortzichtig zijn, maar die het tenminste wel goed bedoelen. Zijn zij dan de grootste kwaal in onze maatschappij?
Wellicht niet. Ik hoor waarschijnlijk zelf tot dat slag. Maar goedbedoelende mensen mogen toch ook een beetje gekieteld worden?
Toen je aan En maar niet willen sneeuwen... begon, wist je dat het een stuk zou worden voor twee vrouwen. Was dat meteen een vertrekpunt?
Nee, ik was daar een beetje voor op mijn hoede, maar gaandeweg zijn er toch ‘vrouwelijke’ thema’s ingeslopen. Een jaar of dertig, veertig geleden hadden we het feminisme. Vrouwen mochten hun haar niet wassen en hun oksels niet meer scheren, ze moesten een tuinbroek aantrekken en mochten zeker niet hun seksualiteit laten uitbuiten door de mannen. Maar de mascottes en rolmodellen van deze tijd zijn geen denkende tuinbroeken meer, maar puberale meisjes die trots hun borsten en hun getatoeëerde bilspleet tonen. Nu heet het juist bevrijdend en een vorm van emancipatie als je als vrouw hetzelfde doet als wat mannen altijd al deden: de hufter uitgangen, porno kijken en je winden in brand steken. Paaldansen hoort tot de brede volkscultuur. Nieuwsankers en politica zijn jong en mooi, ze tonen een beetje cleavage, en mogen best hun benen laten zien. Voor het hoger doel. Het wordt, geloof ik, allemaal postfeminisme genoemd. Ga daar als veertigjarige vrouw, zoals de personages in En maar niet willen sneeuwen, maar eens aanstaan.
Interview: Danny Keuppens