|
|
|
|
|
Lachen met een traagwerkend gif
De recensie van Mark Cloostermans uit De Standaard: Filip Vanluchene haalt Vlaanderen door de wringer. Lach-, maar daarom nog niet opwekkend.
Met z'n drieën staan ze op een hellende tegelvloer. Twee van hen zijn Ronald Bouckaert en Reginald Soubry, uitvinders van een spraakchip. Een revolutionair dingetje, dat de toren van Babel zal afbreken én dat zijn uitvinders schatrijk zal maken. Alleen de financiering moeten ze nog rond krijgen. Bouckaert en Soubry trekken van land tot land om investeerders te paaien met een presentatie van hun product, die steeds bijbelser proporties aanneemt. Al vliegtuighoppend raken ze het zicht kwijt op waar ze zijn en hoe laat het is. De uren kruipen overal door, alveral deure. Welkom in de twilightzone. Toneelschrijver Filip Vanluchene legt zijn personages afwisselend pittoresk West-Vlaams en turbotaal in de mond. Ze lezen The New York Allgemeine en reizen naar Pekingrad. In het oog van de storm die de windmakers veroorzaken, staat Gilbert Masselus: het archetypische Vlaamse boerke, dat zijn geld in schoendozen bewaart, investeringsadvies vraagt aan de Boerenbond en in een kramp schiet als er een brief komt van het 'goevernement'. Is het de bedoeling dat we partij kiezen? Vanluchene maakt het ons zeker niet makkelijk om sympathie te voelen voor zijn ondernemers. Het helpt ook niet dat ze vrij karikaturaal worden gespeeld: Jurgen Delnaet als het opgewonden standje, Dirk Buysse als de aalgladde 'man van de wereld'.Je zou verwachten dat je sympathie dan uitgaat naar Gilbert (een verrukkelijke Bob De Moor), maar zijn pathologische wereldvreemdheid deed me toch aarzelen om mijn hart te verpanden. Citytrip laat zich bekijken als een satirische schets van Vlaanderen anno 2007: een regio van meelopers, van domheid, consumentisme en egoïsme. Maar bovenal is er stuurloosheid. Dit Vlaanderen heeft, net zo min als Vanluchenes vertelling, een referentiepunt. Het is een gênante mix van moderniteit en traditie: Laptop und Lederhosen from hell.Er valt nogal wat te lachen met de tekst en de vertolkingen, maar lichtvoetig is deze voorstelling allerminst Vanluchenes tekst is niet openlijk scherp; het is veeleer een traagwerkend gif, dat pas bij het nakaarten doorbreekt. Dan blijkt Citytrip opeens een lachspiegel die net iets te accuraat de werkelijkheid terugkaatst.
Foto's Citytrip
(Foto's: Willy Wtterwulghe)
Citytrip, monoloog voor drie stemmen
Guido Lauwaert (Knack) over Citytrip. 'Het komt niet op een missstap aan, maar op de stap daarna.' schrijft Robert Musil in De man zonder eigenschappen . Dat geldt voor ieder van ons, maar zeker voor de boertjes die hun stallingen hebben verbouwd tot fabriekje en de wereld willen veroveren met groenhoudend gras of spraaktechnologie.
Boertjes, en dan bedoel ik simpele middenstanders met een tomeloze ambitie, waarvan West-Vlaanderen met kop en schouders boven alle andere provincies uitstijgt. Ze hebben werklust te over en weten wat ze moeten doen, maar missen de kunde om verder te zien dan hun neus lang is. Dat gebrek verdoezelen ze achter de uitdrukking ''t Komt allemaal in orde, ge zult da zien.' Maar het komt natuurlijk niet in orde. Ze gaan langzaam van de grond, bereiken een bewonderenswaardige hoogte, maar vallen sneller dan een meteoor, een krater van jewelste achterlatend. Het mooiste voorbeeld is Lernout & Hauspie. Zij hebben Vlaanderen geplunderd. Vooral van zwart geld, waar geen spier een zenuwtrek krijgt, als je erover begint, want in Vlaanderen zijn er twee items waarover niet gesproken wordt: geld en seks. De volgorde is niet lukraak gekozen. Op het eerste gezicht zou je zeggen dat Citytrip over die gezonken firma gaat, maar dat is niet zo. De voorstelling scheert er rakelings langs. Auteur Filip Vanluchene is er andermaal in geslaagd om een literaire tekst te schrijven dat de moeilijkste weg bewandeld. Niet een fait divers uitmelken, maar achter duizenden gelijke kleine of grote voorbeelden, de psychoanalytische methoden van op- en ondergang te ontrafelen. Op die wijze dat een wetenschapper zich niet verveelt en het boertje er wijzer van wordt. Vanluchene is geen Strindberg, Ibsen, Tsjechow of Shakespeare, maar hij komt dicht in de buurt. Ook hij is in staat op een luchtige wijze de spijker keihard op de kop te slaan. In een mix van proza en poëzie. Het is werkelijk jammer dat hij enkel op de snelweg tussen De Tijd en Malpertuis zit. Elk theater zou hem eens een opdracht moeten geven. Zijn stukken zouden van meesterlijk tot geniaal uitgroeien. En dat heeft Vlaanderen dringend nodig. Want één vogel, Tom Lanoye, maakt de zomer niet. Die boertjes met meer neus dan hersens worden in Citytrip prachtig getekend door het systeem van touwtjesspringen. In en uit. Voortdurend wordt er geswitcht van de boertjes die in Dubai in een sauna tot hun vrouwen aan de koffieklets, breiend aan een debardeurke voor kleinkind nummer 13. De mannen zweten niet enkel door de hete lucht, maar vooral door de vreemde cultuur waar ze terecht in gekomen zijn. Terwijl hun vrouwen aan de keukentafel nuchter zijn en al plannen zitten te maken hoe ze hun mannen na de zondeval zullen overhalen tot het verbouwen van hun fabriekje tot stallingen voor het kweken van konijnen en duiven. Vanluchene zegt nooit waar het over gaat, maar staat erop te zeggen waar het op slaat. Dat is een hemelse verdienste. Citytrip is een monoloog voor drie stemmen. Dirk Buyse, Jurgen Delnaet en Bob de Moor wisselen voortdurend van personage. In dezelfde alinea kunnen ze zowel een Amerikaan spelen, een Arabier, een Vlaams boertje, als de vrouw aan de haard. Ze zijn die kunde zo meester dat er geen moment van verwarring ontstaat. De toeschouwer is mee, op de seconde. Hun kunde wordt bovendien gestimuleerd door regisseur Lucas Vandervost die minder is meer over twee lijnen heeft uitgesmeerd. De lijn van de voorstelling en de lijn van het repetitieproces. Door te zwijgen heeft hij veel gezegd. En als hij wat zei betrof het eerder de technische dan de psychologische kant. De voorstelling wordt gedragen door de tekst en de stemwisselingen. Actie komt er nauwelijks aan te pas. En het speelvlak is niet meer dan een schuine tegelvloer zoals men vaak langs de weg ziet staan voor de aartslelijke winkels die handelen in vloerbekleding. De meeste van die winkels waren vroeger stallingen, en als ze recent zijn, lijken ze erg op de stallingen van morgen. Het typeert genadeloos de ziel van de Vlaamse middenstander: eens boertje, altijd boertje. Een kostuum van de E5 helpt daar geen ene moer aan. Daarvoor is het te goedkoop, zowel wat de prijs als de snit betreft.
Ik vraag me af wanneer ik de jodenster moet dragen
Wouter Hillaert interviewde Filip Vanluchene voor De Morgen. Filip Vanluchene, bij de laatste der echte theaterauteurs in Vlaanderen, remonteert met Citytrip een mentale burnout van twee jaar. ‘Ik schrijf nu helemaal anders. Minder suggestief, meer boks .’ In zijn nieuwe stuk voor oude getrouwen TheaterMalpertuis en De Tijd gebruikt Vanluchene het West-Vlaamse debacle Lernout & Hauspie voor een breder palet rond taal en globalisering.
Is de taal een erts, dan is Filip Vanluchene (1950) haar smid. Qua profiel ligt hij in de lijn van Elsschot, fulltime in het bedrijfsleven en schrijven achter zijn uren, maar stilistisch was hij altijd het tegenbeeld van de auteur van Kaas. Vanluchenes gelauwerde stukken Montagnes Russes en Risquons-tout handelen rijkelijk in dialectismen, ambtenarentaal en citaten uit zowel liturgie als reclame. Elke logische eenheid van tijd en plaats gaat op in doorwrochte woordpartituren van synchrone herinneringen in het nu, van Vlaamse dorpsfiguren rond pakweg de biljarttafel in hun stamcafé. Vanluchenes werk is archeologie en edelsmeedkunst ineen. Gerijpt door vele vertalingen, gespitst door zijn grote inspirator Dario Fo. Maar na Basel retour, in 2004 geschreven voor vijf actrices bij De Tijd, leken nieuwe eigen teksten van Vanluchene van het toneel verdwenen. ‘Ik ben op doktersbevel een tijdje moeten stoppen’, aldus de West-Vlaming. ‘Een burnout als point final van een langzaam opbrandingsproces door de jaren. Die concentratie van een stuk schrijven, onderschat dat niet. Telkens gaat je werkgeheugen steeds voller en voller zitten om alle draadjes samen te kunnen houden. De teller moest weer even op nul. Twee jaar lang heb ik niks aangenomen.’ Nu is er Citytrip. Niet alleen een comeback, maar blijkbaar ook een wedergeboorte. ‘Dit stuk zal veel mensen verrassen, en de eerste was ikzelf’, vervolgt Vanluchene. ‘Niet dat ik ineens video of Koreaanse danseressen ontdekt heb. Mijn oeroude instrumentarium en mijn manier van theater maken blijven dezelfde: de acteurs staan nog steeds centraal als epische meesters van ruimte en tijd. Maar hun verhaal is belangrijker geworden dan de personages, en ook veel korter dan mijn lange evangelies van vroeger. Zo heb ik er ook aan gewerkt. De woorden kwamen sneller dan ik ze kon opschrijven. Ze zijn veel directer, hun poëzie brutaler.’ Ook inhoudelijk boort Citytrip een verse ader aan. Viel het vaste spoor van de modernisering door Vanluchenes vroegere stukken samen met een nieuwe verhuislift of een snelle autostrade door het veld, nu leidt het naar het broeinest van de moderniteit zelf: de city. ‘Ik gebruik veel Engels: flexibility, anxiety. Misschien dachten mensen dat ik die taal niet kende en nog altijd patatten stond te kappen in Houthulst of zo, maar ik beheers dat wel degelijk!’ Het is het idioom van het spitse zakenduo Roland Bouckaert en Reginald Soubry, die rijke boer Lucien Masselus verleiden tot investeringen in hun splinternieuwe vertaalhebbeding: ‘Ge brengt iets in, ik zal maar zeggen in het Duits, en uw partner krijgt het door in het Bulgaars, in het Zweeds, in het Hebreeuws’. De knipoog naar Lernout & Hauspie valt niet te ontkennen. ‘Die hele historie was te karikaturaal om te laten liggen, ja’, lacht Vanluchene. ‘Gewoon al die architectuur van Flanders Language Valley, terwijl nog geen tweehonderd meter verder de boer met zijn aalkar het veld loopt te bemesten. Maar net zoals Icarus op Breughels doek De val van Icarus maar één klein stipje in een heel ruraal landschap is, dekt ook Citytrip een veel bredere lading. Het gaat me niet om ‘Boerke Naas trekt naar de stad met zijn beurzeke zwaar’, maar meer om globalisering in termen van schuld en boete. Als je je vinger uit het gaatje in de dijk haalt, is de catastrofe niet te overzien. Al laat ik voor het eerst sinds lang wat hoop op het eind. Misschien komt dat door die rustperiode?’ Vanluchene lijkt zelf een sluis die is opengezet. ‘Ik heb twee jaar gezwegen, wat wil je?’ Van de globalisering (‘Tegenwoordig is tien euro naar Rome de reden op zich geworden om erheen te vliegen.’) gaat het in één stroomversnelling naar zijn eigen positie in het Vlaamse theater. Dat vermeit zich in zijn ogen in al te veel multimediale tierlantijntjes voor het grote publiek, in weinigzeggende stand-up shows, in theaterstukjes die snel snel zijn ineengepuzzeld. ‘Ik vraag me soms af wanneer ik de jodenster moet gaan dragen. Teksttheater als het mijne lijkt bijna een ver vergeten discipline. Maar ik kan niet anders. Zolang ik schrijf, is dat towards a pure theatre, to the roots. Twee schragen en een plank volstaan, zoals ooit het spontane theater op de markt.’ Het is geen ressentiment van een uitgerangeerde zeur, maar de zorg van een ambachtsman in taal over wat er met zijn erts gebeurt. ‘Taal is het meest fantastische wapen van het menselijke arsenaal, en haar kern is de dialoog. Een repliek heet in het Italiaans ‘una battuta’: letterlijk een ‘slag’. Taktaktak, het is de basis van de dialectiek én de ethiek: goed tegen kwaad, in de dialoog. Goed theater moet dáárover gaan. En daarvoor moet je voortdurend blijven slijpen aan je idioom. Ik geloof dus nooit dat taal met de juiste chips maakbaar zou kunnen zijn door twee Ieperse genieën.’
Filip Vanluchene aan Bob De Moor
Beste mijnheer Domoor,
We zijn net terug van tien dagen op de Shetlands. Wij hebben daar heel goede persoonlijke contacten gelegd met talloze papegaaiduikers, arctic skua’s, razorbills en guillemots (dat zijn allemaal zeevogels), ook met diverse schapen, zeehonden, poneys, en in het bijzonder met Mrs. Margaret Stewart, drijvende ziel achter het Shetland Croft House Museum in Lerwick, alwaar alle geheimen omtrent de Shetlandse breitraditie zorgvuldig worden bewaard. Wij hebben ook allebei een originele Shetland-wool pull gekocht, uiteraard bij Andersons aan de Market Crossing in Lerwick. Tevens zijn we gaan zoeken op de immobiliënmarkt maar dat viel wat tegen. Zelfs op die afgelegen eilanden zijn de huizen onmenselijk duur. Nog een paar jaar sparen dus. Want uiteindelijk willen we daarnaartoe. De kerkhoven zijn er wonderlijk. Allemaal met zicht op de oceaan.
Nauwelijks thuisgekomen vind ik uw e-mail in mijn box. Over jubileums en terugblikken en de 'tien beste voorstellingen van de afgelopen vijftig jaar' volgens Knack.
Beste mijnheer Domoor, ik werd er werkelijk onpasselijk van. Gaat ge mij nu echt uitnodigen om mee te dansen in deze obscene tango van ziekelijke nostalgie? Geen gebenedijd woord wil ik besteden aan terugblikken en jubileums. In een vorige mail heb ik mijn aversie voor Rederijkerij en Landjuwelen duidelijk gemaakt. Was dat dan niet duidelijk genoeg ?
Theater is voor mij levend water, noch min noch meer. Het gutst permanent hier en nu uit de bron van het dagelijks leven. En jawel, 'eens gespeeld, voorgoed voorbij'. Wat is daar om Godswil mis mee ?
Reken dus niet op mij om uw festiviteiten luister bij te zetten. Ik huiver bij het kleinburgelijk jargon: 'fakkels doorgeven', 'kansen geven aan jonge spelers', 'meerdere eer en glorie van het trouwe publiek'. Mijn antwoord: Fuck off. Ik ben van de strekking Fassbinder/ Rimbaud/Schubert en vele anderen: don’t ever look back.
Enige uitzondering op de regel: some guys are worth to be remembered. Herman Verschelden is one of them. Herman is een van de zeldzame flandriens in het na-oorlogse Vlaamse theaterlandschap. Bekijk zijn tronie: hij heeft de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix en Gent-Wevelgem talloze keren meegereden, vaak gewonnen en even vaak verloren. Hij is nooit betrapt op fraude of doping. Ik ben geboren op de dag dat Briek Schotte in Moorsele wereldkampioen werd, wat flandriens betreft mag ik dus mijn woordje meespreken. Ik vind het pervers om dat soort kuitenbijters nu via een jubileum officiëel af te serveren, met dank voor bewezen diensten. Ik wil Herman Verschelden nog in lengten van dagen in (zijn) Malpertuis ontmoeten, tot hij ooit morsdood van zijn fiets valt.
Dierbare mijnheer Domoor. Hierbij weze mijn standpunt duidelijk. Ge kunt de bomen in met uw geplande festiviteiten, ziet dat ge uw vingers niet verbrandt bij het doorgeven van de fakkels. Voor deze onnozeliteiten kom ik niet naar Tielt. Vanzeleven niet. Ik doe voort met theater, levend water. Zoals Bob Dylan reeds in 1965 zong: 'Don’t look back, it’s all right'.
Toch nog dit, gijse hitsigen duvel. Ik herinner het mij nog haarscherp, Grenoble, 1974. Mistero Buffo voor een dol-enthousiaste zaal. Na de voorstelling werden wij uitgenodigd in het appartement van de bloedmooie Régine. Gij hadt al een wilde nacht in gedachten. Helaas, haar vriend zat haar op te wachten. That’s life, buddy. Zo hebben wij de de wispelturigheden van het leven leren kennen. Je ne regrette rien. Doe maar uw best voor Citytrip. Het moet godverdomme een onvergetelijke productie worden.
Tot gauw,
Filip Vanluchene
Bob De Moor aan Filip Vanluchene
Vriend Vanluchene,
Ge weet dat we dit seizoen in Tielt het veertigjarig jubileum van Theater Malpertuis vieren. Normaal ben ik niet zo voor terugblikken omdat ik vind dat het beste nog moet komen, maar ik krijg de indruk dat het wel de tijd van de terugblik en de evaluatie is. In Knack krijgen we al sinds vier weken 'de tien beste voorstellingen van de afgelopen vijftig jaar' besproken, met tussen haakjes vorige week Mistero Buffo, weet ge nog? Onze ontmoeting na de voorstelling in Grenoble met de mooie Régine(‘ ah, te voilà toi’). Enfin daar kan ik hier niet over uitweiden. En eind augustus richt het VTI een avond in de KVS in om aan de hand van beeldfragmenten een evocatie van de jaren zestig te geven, omdat volgens hun schrijven zo goed als niemand meer weet wat voor een theater toen werd gemaakt.’Dat heb je met theater, zeggen ze, eens gespeeld, voorgoed voorbij.’ Of er moest iets met ons geheugen aan de hand zijn. Zo worden we al geschiedenis nog voor we over de streep zijn. Maar goed ik vind het wel gepast om veertig jaar Malpertuis te gedenken al was het maar om Herman Verschelden, de immer dynamische stichter, in de bloemen te zetten. Het is dank zij gasten als hij dat er niet alleen in de grote centra theater werd gemaakt maar ook in ‘afgelegen gebieden’ als Tielt, waarbij er kansen aan jonge spelers werden gegeven om enerzijds het vak te leren en anderzijds kennis te maken met een modern repertoire waarbij vaak een andere speelstijl gehanteerd werd dan ze op het conservatorium geleerd hadden. Het is dan ook één van mijn grootste bekommernissen om over twee jaren de fakkel die ik van hem heb gekregen door te geven aan iemand die het voortbestaan van Malpertuis kan garanderen door het nieuwe impulsen te geven tot meerdere eer en glorie van het trouwe publiek. Maar eerst moeten we nog enkele varkentjes wassen. Met vooreerst in september, dus over luttele weken: Citytrip. Ik kijk er naar uit! Laat gauw iets van u horen.
Bob
Filip Vanluchene over Citytrip
MIRAKELSTORY’S EN SELFMADE MEN
Filip Vanluchene schreef onder meer Montagnes Russes (1995), De naamlozen (1999), Risquons-tout (2001) en Basel retour (2004), het resultaat van schrijfopdrachten van Lucas Vandervost of Bob De Moor en hun respectievelijke theatergezelschappen. Met elk van zijn stukken voegt deze Staatsprijswinnaar Toneel een dimensie toe aan het rechtlijnige vooruitgangsdenken van een welvarend Vlaanderen. Hij presenteert ‘la Flandre Profonde' in een Vlaams van vreemde origine. Een al te vertrouwde setting in een verhaal dat nooit koosjer is.
In je stukken zit altijd een ‘kleine man’ die het slachtoffer wordt van ondernemersambitie. Is die ‘underdog’ voor jou in de eerste plaats sociaal van belang - als sociale kritiek - of verteltechnisch - als getuige?
Het ene sluit het andere niet uit. Ik schrijf hoe dan ook vanuit een onbehagen, een afkeer van al het kwade dat mensen elkaar aandoen. Het is telkens weer het verhaal van de onschuld die door het kwaad wordt vermoord. Het is misschien wel een sociaal engagement, niet uitsluitend in politieke of maatschappelijke zin, maar evengoed in persoonlijke. Zowel in de ethiek als in het theater staat de dialoog centraal. Ik betwist wel dat mijn verhalen steeds verteld zouden worden vanuit het standpunt van de underdog, al kan ik niet ontkennen dat die figuur mijn sympathie meekrijgt. ‘La compassion, c’est la mère de la passion.’ Integendeel, ik verander voortdurend van vertelstandpunt en probeer daarmee zoveel mogelijk het onderwerp vanuit alle hoeken te bekijken. Dat is vaak verwarrend voor de toeschouwer. Maar het is de bedoeling om, naarmate het verhaal vordert, de interne logica van al die verschillende standpunten met elkaar te confronteren. De puinhoop die aan het einde overblijft, is geen afsluiting.
Citytrip doet denken aan de affaire Lernout & Hauspie. Ondernemerschap blijkt in je stukken steevast uit te draaien op een catastrofe.
Planten en dieren ondernemen niet. Koeien richten geen vakbonden op, goudvissen betogen niet, mussen bouwen geen kathedralen. Ondernemen is onze menselijke conditie, de bron van alle heil en onheil in de geschiedenis van alle beschavingen. Het begint bij het samen stoken van een vuur in een grot om het mammoetvlees te roosteren en het gaat verder met de piramide van Gizeh, de bibliotheek van Alexandrië, de Chinese muur, de David van Michelangelo, de landing op de maan. Maar evengoed Shabra en Shattila, Buchenwald, de inquisitie, de moord op de onnozele kinderen... ‘Et j’en passe’, zouden de Fransen zeggen. Maar ondernemen doet ook nonkel Erik, als hij dan toch trouwt met Rosse Rita, bloedmooi maar van licht allooi, en ook Kerim Achrab die al zijn spaargeld in de overname van een pitabar in Roubaix heeft gestoken. Mirakelstory’s en selfmade men, daar vergapen wij ons aan. Ik ben geboren op de dag dat Briek Schotte wereldkampioen op de weg werd in Moorsele. De dag dat het West-Vlaamse patattenproletariaat massaal de zwaartekracht ontsteeg. De dag die hier te lande duizend jaar duurde. Mijn vader wou mij terstond Briek noemen. Mijn moeder heeft hem ingetoomd. De anekdotiek van de West-Vlaamse ondernemersdrift is de biotoop van mijn jeugd geweest. Mijn Berlin, Alexanderplatz. Een lokale anekdotiek die exemplarisch kan worden. Ik kies mijn voorbeelden niet lukraak: Arlecchino (de centrale figuur van de Italiaanse komedie) is geboren in Bergamo. De stukken van Martin McDonagh zijn schatplichtig aan de meedogenloze hongersnood in Ierland in de negentiende eeuw. Rainer Werner Fassbinder heeft zijn boodschap opgebouwd op het puin van het nazisme. Ik bedoel, er bestaat godzijdank geen neutrale achtergrond, zelfs niet bij Samuel Beckett. Ik hoop dat ik erin slaag om de karikatuur van mijn jeugdbiotoop te overstijgen. In Citytrip is de echo van het Lernout & Hauspie-debacle zeker aanwezig, ik kon er onmogelijk omheen. Maar het was alleszins niet de bedoeling om stil te staan bij dit ‘spectaculaire detail in de geschiedenis’.
Met Citytrip breng je een satire op een Vlaamse versie van de ‘geglobaliseerde wereld’.
Ik kan mijn lach niet inhouden als ik de burgemeester van Lanterfantegem puffend en zwetend hoor verklaren: ‘We moeten onze gemeente op de kaart zetten!’ En meteen geeft hij dan het startschot van een wereldrecordpoging radijzen pellen. De foto van het startschot staat luttele uren later op internet. Voilà, Lanterfantegem staat op de wereldkaart, we gaan er een op drinken. Het wordt bijna obsceen als ook ministers stukken van hun budget investeren in die idiote logica. Jurken subsidiëren voor de Eurovisie-etalage, dure exposure kopen in achterhaalde festivals. ‘We moeten onze culturele eigenheid vermarkten’, klinkt het op de executieve verdiepingen, ‘we moeten Vlaanderen op de kaart zetten.’ Van die hitsige vrijage tussen cultuur en marketing lig ik regelmatig wakker. Ik ben er niet gerust in.
Zou je kunnen zeggen dat Citytrip vanuit een cultuurpessimistisch standpunt geschreven is?
Ik heb mijn eerste laptop gekocht in 1989. Een Amstrad 8086. Toen wist nog bijna niemand wat een laptop was. Het ding woog acht kilo en heeft een fortuin gekost. Het kon amper iets meer dan een toendertijdse schrijfmachine. Maar ik was begeesterd door ram en rom, bits en bytes en de hele binaire erfenis van Leibniz. Nu heb ik Citytrip volledig op een zakcomputertje geschreven. Op alle mogelijke plaatsen: treinen, hotelkamers, de duinen, de refter van IKEA, onze badkamer, de kerk van het Begijnhof van Kortrijk, ‘et j’en passe’. De nieuwe technologie is fantastisch. Dat onze wereld in ijltempo een smeltkroes kan worden van ideeën, culturen, methodes, kleuren en inzichten is een onverhoopte droom. Dat economische voorspoed en tegenspoed elkaar world wide kunnen opheffen, dat had God zelf wellicht niet voor mogelijk gehouden. Ik ben helemaal geen cultuurpessimist. Maar mijn tenen krullen als ik de schichtige opportunisten in gang zie schieten. West-Vlaamse ondernemerskinderen die spoedcursussen Chinees moeten volgen van hun pa. Mijn tenen krullen als ik in de ‘geglobaliseerde wereld’ net dezelfde automatismen ontwaar als in Lanterfantegem. En dan verzin ik een theatraal verhaal. Is dat cultuurpessimisme? Volgens mij is dat gewoon broodnodige ironie om de logica van het opportunisme te ontmaskeren. ‘Hier sta ik en ik kan niet anders,’ zei Luther.
Interview: Claire Swyzen
Première Citytrip
Excursies zijn kort en hevig; je doet indrukken op, meestal meer dan je aankan.
Citytrip is een excursie van auteur Filip Vanluchene naar 'de geglobaliseerde wereld'. Het vertrekpunt is een meidoornhaag van 400 jaar oud. Aan de ene kant schoendozen vol geld. Maar een spaarboekje brengt niks op. Aan de andere kant schoendozen vol ambitie: Wij hebben de technologie ontwikkeld waarmee de taalverschillen compleet wegvallen. Ge brengt iets in, ik zal maar zeggen in het Duits en uw partner krijgt het door in het Bulgaars, in het Zweeds, in het Hebreeuws, al naargelang. In een fractie van een seconde verschrompelt de toren van Babel tot stof en as. En het kan allemaal in het volume van een appel, een ei. Een gedrukte schakeling, een siliciumprocessor van een vingernagel groot en een paar dozijn halfgeleiders. Een technologisch mirakel dat de wereld compleet kan veranderen. Nieuwe autostrades – van asfalt, van bits en bytes – bieden een uitweg, van het Neanderthal naar Flanders Language Valley. De weg naar de top is eenzaam - New York, New York! -, de tol wordt collectief betaald.
Het vervolg is louter speculatie. En het stopt nooit, van Kyoto tot Veurne klinkt de genadeloos frivole soundtrack van de vooruitgang.
Alles wordt belangwekkend. Tekst: Filip Vanluchene Regie: Lucas Vandervost Met: Dirk Buyse, Jurgen Delnaet, Bob De Moor Dramaturgie: Claire Swyzen Licht: Willy Wtterwulghe Klankdecor: George De Decker Techniek: Willy Wtterwulghe, Neil Cruysberghs,Veerle Nijs, Ron Van Eycke, Tom Van de Oudeweetering
Productie: theaterMalpertuis - De Tijd
|
|
|
|
|